Kanttekeningen bij het WRR-rapport 'IDENTIFICATIE met Nederland'
Toelichting Ondanks de toespraak van prinses Maxima bij de presentatie van het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met de veelbelovende titel 'Identificatie met Nederland', en de daarop volgende tv-discussie in 'Buitenhof' waaraan prof. R. Koopmans (hoogleraar sociologie) deelnam, zullen vermoedelijk weinig allochtonen uit de 'doelgroepen' van de Raad dit rapport lezen. Daarin hebben ze ongelijk, want het rapport komt nagenoeg volledig tegemoet aan alle wensen en eisen die onder hen leven, en juist die eenzijdigheid stoort nogal. Daarbij ben ik het met de Raad eens dat 'allochtonen' een nagenoeg onbruikbare term is geworden, want het rapport en de problemen rond nieuwkomers, achterstandswijken en dubbele nationaliteiten hebben vooral betrekking op niet-geïntegreerde allochtonen én autochtonen.
Daarom zou een nieuwe 'definitie' zich wellicht moeten richten op het element: niet (volledig) geïntegreerd in de Nederlandse samenleving, wat de reden daarvoor ook mag zijn. Dus niet alleen de niet-ingeburgerde 'nieuwkomers', maar ook asocialen, illegalen, onaangepaste jongeren en 'drop-outs'(verslaafden e.d.). Kortom, de kansarme probleem- en uitsluitingsgroepen.
Al lezende dringt zich de vraag op: wat was eigenlijk de inhoud van de adviesaanvraag van de regering? Werd met de analyse van het onderwerp en de focus op integratie problemen een politiek-correct doel gediend, en verklaart dit tevens waarom de politieke kleur van de leden van de Raad niet wordt vermeld? De samenvatting voorin wekt namelijk de indruk te willen voorkomen dat de rest ook (kritisch) gelezen wordt, waarbij twijfel rijst of het om een wetenschappelijke of een politieke publicatie gaat (samengesteld door een commissie onder leiding van een PvdA-lid?).
Dat het niet alleen om een "eigen werkprogramma" van de Raad gaat, maar wel degelijk om een formele adviesaanvraag, illustreert blz 93.
Overigens valt op dat er ongelooflijk veel literatuur wordt vermeld, waarbij de publicaties van prof. mr. dr. F. Bolkestein en Pim Fortuyn ontbreken (beiden worden wel genoemd in het rapport), evenals het boek van filosoof Ad Verbrugge 'Tijd van onbehagen', het boek 'Een land van 10 miljoen' van historicus Paul Gerbrands en het kritische boek van Leo Prick over de onderwijsvernieuwing. Verder wordt H.J. Schoo vermeld, maar niet zijn boek 'De verwarde natie'.
Bij een dergelijke titel van het rapport wordt onwillekeurig een relatie gelegd met trotse Europese landen als Duitsland, Frankrijk, en Groot-Brittannië. Ze worden in het rapport soms aangehaald, maar niet echt uitgewerkt. Waarom niet, blijft een raadsel. Er zouden nog veel meer ontwikkelingen en ervaringsdeskundigen relevant kunnen zijn, naast of in plaats van al die genoemde bronnen. Denk bijvoorbeeld aan Zwitserland, de VS, Canada, Denemarken, Israël, België en ook andere 'landen van herkomst' dan Turkije en Marokko. Er wordt wel iets aangestipt, maar veelal zonder resultaten of ervaringslessen te vermelden. Wat is bijvoorbeeld de 'Europese identiteit', waarnaar wordt verwezen?
Ontwikkelingen die weinig te maken hebben met allochtonen of 'nieuwkomers', maar wel degelijk tot (dis)identificatie kunnen leiden, worden nauwelijks behandeld. Dit geldt ook voor de traditionele gelaagdheid van onze samenleving (wat iets anders is dan de 'zuilen'), de klassenjustitie, het gebrek aan controle op (elitaire) profiteurs, de politieke machtsverdeling (ook buitenparlementair), de Europese machtsconcentratie, de gigantische verspillingen en het gebrek aan 'hardheid'. In onderstaande kanttekeningen wordt hier nader op ingegaan.
Al in de aanbiedingsbrief van het rapport lijken uitgangspunten en conclusies te worden verward. Het gevoel van incompleetheid en geforceerdheid, raakt de lezer dan ook niet meer kwijt. Enfin, oordeelt u zelf maar.
Samenvatting en Verantwoording
Op blz 15 worden drie identificatiegebieden ('routes') gepresen-teerd, zonder dat duidelijk wordt of het onderscheid kunstmatig is of dat ze gelijkwaardig worden geacht. Later blijkt dat 'functio-neel' vooral een middel is, 'normatieve' identificatie middel en doel, en 'emotionele' identificatie feitelijk het surrogaatdoel bij gebrek aan een beschreven nationale identiteit.
Op blz 16 komen spanningen tussen mensen even aan de orde, maar die bestaan ook tussen groepen, sociale klassen, burgers en de overheid. Sommige oorzaken van allerlei spanningen worden in het rapport nauwelijks benoemd, afgezien van een onbenullig verhaal over het gebruik van een pleintje.
Onder meer: criminaliteit, profiteursgedrag, inactiviteit (werk, opleiding, rondhangen, weigeren in eigen toekomst te investe-ren), vormen van positieve discriminatie (pardon-regelingen, huisvesting, gratis rechtsbijstand), gebrek aan spreiding (grotestedenbeleid), illegaliteit, weerstand tegen uitzetting (hongerstaking, kerkasiel), haatuitingen of provocaties, aanpassing wetgeving ten gunste van nieuwkomers e.d. ontbreken grotendeels in de analyse of worden versluierd.
Daardoor ontstaat een te positief en vooral eenzijdig beeld van de integratieproblemen en een te negatief beeld van de houding van autochtonen.
Aanleiding en Probleemstelling "Verdergaande europeanisering en globalisering"(blz 29), daar heeft een deel van de Nederlandse bevolking inderdaad moeite mee. Doch dit heeft niets te maken met onze houding tegenover geïntegreerde allochtonen en onze gastvrijheid tegenover nieuwkomers; zelfs niet met onze identificatie, want die kent - behalve binnen bepaalde elites - nauwelijks supranationale aspecten. Dat de Raad dit laatste kennelijk als een tekortkoming ziet, komt min of meer uit de lucht vallen.
In het algemeen had men hier nooit bezwaren tegen immigranten die zich aanpassen, zelfs indien ze niet uit Europa kwamen (Chinezen, Molukkers, Surinamers, Zuid-Afrikanen, boot-vluchtelingen en andere asielzoekers). De tegenstellingen ontstonden met name toen (islamitische) nieuwkomers en Nederlanders met twee nationaliteiten 'eisten' dat Nederland zich aan hen zou aanpassen, en dat deden we ook: namen bij de burgerlijke stand, hoofddoekjes, moskeeën, vervallen midden-standsdiploma en taxivergunning(?), regels voor (mannelijke) artsen, dubbele paspoorten, gezinshereniging, 'export' van kinderbijslag, feestdagen, halal slachten, toelating imams, islamitische scholen, discriminatiemeldpunten, subsidies voor tientallen belangenorganisaties, overheidspublicaties in andere talen dan Nederlands, maagdenvliesoperaties, onderwijs in het Engels, studiebeurzen, eigen tv-organisatie (NMO), allochtone politie-agenten, zwembaduren voor vrouwen, eigen theologische opleidingen, positieve discriminatie, openstellen WAO/AOW, enz. enz. Uiteindelijk ontaardde dit in politiek activisme met 'een grote bek', demonstraties tegen joden, intimidatie bij (Kamer)-verkiezingen, straatterreur, fraude bij schoolbesturen en stichtingen, en regelrechte provocaties. Toen was de maat vol bij een groot aantal Nederlanders.
Dit irritante gedrag van een deel van de allochtone bevolking werkt generalisaties in de hand, met name omdat de goed-willende burgers nauwelijks steun van de overheid kregen. Kritiek was verboden, net als 'stigmatiseren' en 'discrimine-ren', en de echte problemen werden gebagatelliseerd door thee-drinkende burgemeesters en softe jongerenwerkers.
Juist daardoor werd de 'maatschappelijke samenhang' verstoord, nog afgezien van andere fenomenen zoals werkloosheid, gedrag tegenover vrouwen/meisjes, criminaliteit en radicalisering.
Het rapport richt zich dan ook te eenzijdig op de (identificatie)-problemen die allochtonen met Nederland menen te hebben; over de problemen die Nederland heeft met een deel van de allochtonen is de Raad veel minder expliciet.
Op blz 31 e.v. refereert de Raad (te vaak) aan intellectuele vertegenwoordigers van minderheden, maar die veroorzaken geen (fysieke) confrontaties zoals die zich vroeger ook op de Veluwe afspeelden als gevolg van christelijke(!) onverdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden. Ook het Franse citaat onderstreept dat de Raad zich op een intellectuele hoogvlakte bevindt.
Een vergelijking tussen de identiteit van de natiestaat en een (fictieve) 'Europese identiteit' heeft weinig te maken met de clash of civilizations die zich op Madurodamniveau in de Nederlandse achterstandswijken voordoet. Dat het, voor de niet-geschoolde lezer onleesbare, citaat "in bredere zin van toepassing is", blijft dan ook voor rekening van de Raad.
Overigens, op hoeveel van dergelijke aannames is dit advies gebaseerd? (Tel voorts het aantal keren dat het woord 'lijkt' wordt gebruikt, of 'kiest')
Dat de Raad eenvoudig middelen (proces, route) en doel (identifica-tie, ook in de vorm van emotionele binding, en wederzijdse accepta-tie) op één hoop gooit of verwisselt, blijkt vooral uit de keuzes op blz 31 en 32. De Raad kiest er namelijk - om pragmatische redenen - niet voor een omschrijving van de overheersende (nationale) identiteit te geven; en vervolgens beweert een prinses dat die 'dus' niet bestaat, volgens haar, waarbij ze vergeet dat de (emotionele) identificatie niet alleen een proces ('route') is, maar tevens een resultaat dat deel moet uitmaken van de gewenste maatschappelijke saamhorigheid en 'nationale' loyaliteit.
Anders gezegd: zonder emotionele binding als deel van een nationale identificatie is er geen sociale samenhang denkbaar, en dus geen "vitale [Nederlandse] gemeenschap". Daar kan de tanende aanhankelijkheid jegens het Koningshuis dat naar verluidt heeft geweigerd aan een DNA-onderzoek mee te doen, weinig aan veranderen. Zeker niet indien de afstandelijkheid, de zelfverheerlijking en het moralisme - al dan niet op aanreiken van de RVD - bij bepaalde leden daarvan alleen maar toenemen. Een RVD die de gewone burgers voor dom houdt, net als politici. De belerende toon in toespraken door vertegenwoordi-gers van het Koninklijk huis - met name indien hun voor-ingenomenheid, oppervlakkigheid, onwetendheid of politieke correctheid - onmiskenbaar is, zullen in toenemende mate tot de ontmaskering van deze 'poseurs' leiden.
Met haar benadering onttrekt de Raad zich aan een onderzoek naar (het gebrek aan) aanpassing van sommige minderheden en pleit voor inpassing , hetgeen kennelijk inhoudt dat de bestaande identiteit (dus toch!) zich "openstelt" (aanpast?) voor nieuwkomers.
Waar dit kan eindigen, valt af te lezen uit een onbegrensde uitbreiding van Europa met 'aanpassingen' aan de corruptie, begrotings- en pensioentekorten, overheidschaos, justitiële wantoestanden, werkloosheidcijfers, historische schadeclaims, etnische spanningen, infrastructuur, milieuvraagstukken en subsidiefraudes van nieuwe Oost-Europese lidstaten.
De Raad onderkent wel dat er mogelijk ondermijnende (loyaliteits)-verbindingen en processen van negatieve 'Europese' en 'niet-westerse' identificatie - of disidentificatie - kunnen zijn, maar 'lost' dit op door aan de nationale (Nederlandse) identiteit zondermeer een lagere waarde toe te kennen. Een interessante politieke keuze, gebaseerd op twee grootheden die beide onbekend zijn, althans niet worden ingevuld!
Dat een rechtsstaat 'alles' te maken heeft met consensus over de identiteit op nationaal niveau (lees: grondwet en overige wetten), wordt gewoon ontkend op blz 34. Er is echter geen sprake van een "mismatch", maar van een gebrek aan onderwerping aan wetten en sociale regels. De individuele vrijheden of de 'regels' van de eigen groep worden hier ten onrechte boven aanpassing aan institutionele waarden en normen gesteld. Terwijl aanpassing aan een onbekende supranationale identiteit weer wel wordt bepleit.
De gesignaleerde desintegratie geldt in beginsel niet alleen voor allochtonen, maar eveneens voor andere groepen in de samenleving, die zich hier niet (meer) 'thuis' voelen. Kortom, als straks de Nederlandse samenleving inderdaad geen (verplich-tende) gedefinieerde identiteit heeft, dan bestaat ze niet meer. En ook een veranderlijke, alles "insluitende", nationale identiteit herbergt alle tegenstrijdigheden, conflicten, vrij-blijvendheid en gebrek aan loyaliteit die juist de emotionele onherkenbaarheid en de instabiliteit (discontinuïteit) vergroten.
Nationale identiteiten en identificatieprocessen: een theoretische verkenning
Hoofdstuk 2 begint goed: een nationale identiteit bestaat wél [ alleen niet hier ] en omvat tenminste zes bestanddelen, indien de nationale geschiedenis niet als een afzonderlijk element wordt beschouwd .
De "territoriale en ruimtelijke opvatting" ( inclusief geografische kenmerken en vertrouwdheid of schoonheid daarvan ),
de "etnische opvatting" ( dit wordt al lastiger met veel minder-heden ),
de "culturele opvatting" ( eventueel geschiedenis inbegrepen; niet door iedereen gelijkelijk gedeeld ),
de "statelijke benadering" (het geheel van wetten, normen, rechts-statelijke beginselen en instituties, rechten/vrijheden, plichten, machtsverdeling en vertegenwoordigende organen),
de "modernistische opvatting" ( welvaart, eigendom, sociale zeker-heid, gemeenschappelijke taal, eventueel ook hier de geschiedenis, staatsgodsdienst dan wel humanistische beginselen ),
en als laatste de "gevoelens en beelden" van de burgers ( trots, sociale samenhang/solidariteit, emoties verbonden met symbolen, 'erbij horen', eventueel dankbaarheid tegenover het 'gastland' ).
Als kernelement hiervan ben ik geneigd de laatste 'definitie' of interpretaties van Anderson en Canovan (blz 43) te volgen: naties bestaan vooral in ons bewustzijn (above all, nations exist in the mind).
Hoe de Raad de drie 'routes' naar identificatie rijmt met de ge-noemde zes opvattingen van nationale identiteit, blijft een raadsel omdat er nauwelijks een poging wordt gedaan om de specifiek Neder-landse identiteit te beschrijven. Slechts de route 'emotionele' identificatie lijkt zowel middel als doel te (kunnen) zijn en aan te sluiten bij het deelaspect "sociale" identificatie (modernistische opvatting?): zie blz 49 en 63.
Toegegeven, gevoelens kun je niet afdwingen, waardoor als 'second best' de (rechts)statelijke benadering en de nationale (ontstaans)geschiedenis de voorkeur verdienen. Immers, dit sluit het (her)formuleren van concrete gedragsregels niet uit, met name om een vertrouwensbasis te verkrijgen tussen groepen met verschillende "primaire", tevens "sociale" identiteiten.
Deze notie gaat uit van een interne loyaliteit binnen de groep, waarbij er kennelijk een evenwicht is tussen de voor- en na-delen van de groepsbinding ten opzichte van volslagen individuele identificaties met de wereld daarbuiten. Dit 'voor wat hoort wat' lijkt desondanks vaak niet op te gaan bij de integratiebalans, zowel van individuen als van hele groepen die naar binnen gericht zijn en slechts eigen belangen zien.
De verdenking van een 'profiteursmentaliteit' waarbij men zich niet aan bepaalde afspraken of (sociale) gedragsregels houdt, wordt nog verstrekt door misdragingen van enkelen waar de betrokken groep niet tegen optreedt. In combinatie met een gedoogbeleid of overgevoeligheid van de overheid voor zgn. discriminatie, komen vanzelf afweermechanismen in werking bij de burgers die vinden dat ze onevenredig veel moeten inleveren in ruil voor de zieligheid, ondankbaarheid of vijandigheid van volslagen onbekenden. Uiteindelijk kan dit leiden tot groot-schalige 'disidentificatie' (afhaken) van autochtone groepen; hieraan besteedt de Raad zoals gezegd nauwelijks aandacht.
Op blz 59 staat dan ook een eufemisme ten aanzien van "pogingen tot het afdwingen van identificatie tussen groepen": in Nederland wordt tot dusver geen identificatie 'afgedwongen'. Slechts het minimum aan sociaal gedrag, taalbeheersing en respect voor de wetten , en zelfs dat vaak niet .
Nationale identiteiten van Nederland
In hoofdstuk 3 komt de Raad ertoe een eigen omschrijving (dus niet invulling) te formuleren van onze nationale identiteit: een samen-raapsel van aspecten die feitelijk de 'zevende opvatting' vormen en onder meer bestaat uit een mix van "de verhouding tussen individuele burgers [ dus geen groepen ], de staat en de plek waar ze wonen". Welke 'nationale' plek: de wijk, de stad, de provincie, het land, Europa? Ook "nationaal bewustzijn" (blz 63) speelt een rol, evenals het "karakter van de samenleving" en "verwante opvattingen" (met wie verwant; de eigen groep?).
Waarom dit niet aansluit bij de zes eerdergenoemde hoofd-bestanddelen, in het bijzonder de emotionele component, en of de geschiedenis van een land/volk tot de cultuur of tot de innerlijke emotie (trots, verbondenheid, 'roots') behoort, wordt niet duidelijk gemaakt. Wel worden er "voorwaarden voor nationaal bewustzijn" genoemd, terwijl er in de jaren na 1960 "ernstige twijfel rees over het nut van een nationale identiteit" (blz 64). In welke kringen?
Dit laatste is tamelijk merkwaardig, omdat de vertrouwdheid van de Nederlandse omstandigheden, de bindende symbolen (vlag, Koningshuis, feest- en herdenkingsdagen, topsporters) en de neiging Nederland als voorbeeld te (willen) stellen voor de rest van de wereld toen onverminderd 'bloeiden'. Hoe absurd vonden we niet de taalstrijd in België, niet beseffend dat het toen vooral een (socialistische) machtsstrijd was. Opgelucht passeerden we de Nederlandse grens na een 'buitenlandse' vakantie: normale toiletten, de ANWB-borden, het landschap, het vertrouwde geld, het wegennet, de bouwstijl, de politie, de telefooncellen en de buren; we waren weer 'thuis'.
Ook merkwaardig is dat wordt erkend dat er in het multiculturele tijdvak een breuk is ontstaan met de traditionele inhoud van een natie, maar dat de huidige situatie desondanks wordt verklaard uit dan wel vergeleken met de historische veranderingen (blz 65).
Anders gezegd: waarom zou de nationale binding sindsdien minder zijn geworden? Dit volgt immers niet uit het verleden: juist toen was er nauwelijks communicatie, was de gelaagdheid extreem en werd niet dezelfde taal gedeeld: elite (Latijn, Frans, Duits, Maleis, Engels en Nederlands), de burgerlijke standen (Nederlands, Duits, Fries en dialect) en de rest (veelal streekdialecten). Dit veranderde niet in de kringen die 'ertoe deden' nadat de natiestaat eenmaal was gevestigd. Bovendien bleek toen reeds dat het vormen van een (nationale) eenheid ten koste gaat van de diversiteit in de machtsstructuren (blz 68). Er kwamen namelijk wetten die ook de elites bonden, de onder-klasse ging naar school, de arbeiders organiseerden zich en vrouwen werden geëmancipeerd. Bindende emoties met enige diep-gang waren er nauwelijks op nationaal niveau: hele provincies voelden zich achtergesteld, de klassenstrijd ontbrandde, rebellie en anarchie vulden de media, opstanden werden bruut neergeslagen (ook in onze koloniën) en er was een grote oorlog nodig om een tijdelijk gevoel van zgn. 'eenheid' te scheppen.
Kortom, de huidige malaise op het gebied van identificatie en solidariteit moet een andere oorzaak hebben dan de recente "historische veranderingen". Wellicht het egoïsme van de elites of de immigratie van miljoenen of de gedwongen 'europeanise-ríng' of het schrijnende onrecht door misstanden bij Justitie.
Het gaat uiteindelijk altijd om (het gebrek aan) emotionele binding, te weten: een "diepgaande horizontale kameraadschap" (blz 67).
Ook enige simplificatie is de Raad niet vreemd: aan niemand wordt hier gevraagd zijn " footprints uit te wissen"(blz 47). We verwachten slechts dat die niet dominant zullen blijven. Dit is dus geen "opdringen", maar de vrijblijvend van de keuze voor het verblijf in Nederland, wegnemen. Wie dit niet bevalt mag wegblijven.
In vele landen is het ondenkbaar dat een buitenlander of immi-grant zich niet aan de (sociale) regels houdt, laat staan aan de wetten of aan de verplichting zich in de nationale voertaal verstaanbaar te maken.
In feite is het hele onderzoek een simplificatie die zich het best laat vergelijken met een advies over de route(s) naar Rome, aan een koning die bezorgd is over de ontwikkelingen in Rome. Door de zes of zeven kenmerkende bestanddelen van de Nederlandse identiteit niet nader in te vullen, kan ook niet worden vergeleken met bijvoorbeeld Duitsland, België of Groot-Brittannië, en er wordt al helemaal niet ingegaan op de deels ongewenste 'bagage' die nieuwkomers (te) vaak meebrengen.
Door de onzinnige toespraak van prinses Maxima, die werd goed-gekeurd door de minister-president en twee andere ministers (hoezo haar eigen opvattingen en persoonlijke ervaringen), zou men bijna denken dat dit onmisbare element met opzet in het advies is overgeslagen...
Daardoor blijft op blz 65 tevens onderbelicht dat identificatie met Nederland inhoudt dat men bereid is loyaliteit én solidariteit te tonen, ook in de dagelijkse praktijk, wetten te respecteren, offers te brengen voor de gemeenschap (belasting, dienstplicht), keuzes te maken, collectieve verzekeringspremies te betalen, te werken voor een inkomen, zich te identificeren met de 'gewone mensen' in zijn of haar (woon)omgeving, en zich de taal en gedragsregels eigen te maken. Met name de elites schieten hierbij tekort in hun voorbeeld-functie.
Daarbij moesten in de 'moderne' samenleving de verticale verhoudingen worden verborgen, de Zwitserse bankrekeningen geheim blijven, elites en andere bevoorrechten 'onzichtbaar' worden of als nuttig omschreven (ambtenarij, Koningshuis, advocaten, artsen), en de klassenjustitie worden afgeschaft, hetgeen niet helemaal is gelukt. Maar dan nog heeft het gevoel van een natiebrede 'kameraadschap' kennelijk symbolen nodig, naast taal en trots (historische helden/wapenfeiten, voormalige koloniën, technische prestaties, welvaartskenmerken, een krijgsmacht, cultuuruitingen, internationaal aanzien, democra-tische instituties, ontwikkelingshulp en sportprestaties). Wie daar geen weet van heeft of niet bereid is tot kameraadschap, 'deelt' niet in de nationale emoties, ongeacht waar hij of zij geboren is.
Onderwijs (kennis) en de democratische verhoudingen (machts-verdeling) zijn derhalve essentieel om elkaar te begrijpen én te waarderen, zelfs als er soms functionele, verticale relaties instandgehouden (moeten) worden zoals in het leger, mits de nadelen/ontberingen en gevaren worden gedeeld (Nederlands-Indië).
Opvallend is hoe emoties en nationaal bewustzijn nog 'bespeel-baar' waren door regering en media, zoals in Groot-Brittannië rond de eerste wereldoorlog, en in Nederland rond de Boeren-oorlogen en later rond het Koningshuis, waarbij eigen fouten (slavenhandel, onderdrukking in de koloniën, scheiding tussen de 'zuilen', discriminatie van katholieken, achterstelling vrouwen, misdragingen leden Koningshuis, toelaten joden-vervolging) en (oorlogs)misdaden werden verbloemd.
Als er in de jaren 1960 al iets in negatieve zin is veranderd, dan betreft het vooral de linkse invloeden op het denken in nationale identiteit en belangen. Ze werden vervangen door de 'eis' tot verantwoordelijkheid voor de Derde wereld (alsof wij die onge-breidelde bevolkingsgroei veroorzaakten) en door een via politieke elites geïnspireerd europeanisme en kosmopolitisme. Daarbij moesten de collectieve herinneringen aan de tweede wereldoorlog zo snel mogelijk worden uitgewist en vervangen door een officiële geschied-schrijving. De gevaren van deze manipulaties zijn nog steeds niet goed doorgedrongen tot de heersende klassen.
Daarmee ontstond een antinationalistische beweging die nauwelijks geneigd was een bijdrage aan de Nederlandse samen-leving te leveren; wel aan ontwikkelingslanden (hoe corrupt ook), 'het' milieu, Europa, de VN, internationale vakbonden, rebellengroepen en communistische staten, maar niet aan de NAVO. We laten ons de les lezen door de OESO en de paus in Rome. Het wantrouwen tegenover deze nieuwe 'progressieve' politici, elitaire 'activisten' die zich royaal laten subsidiëren, en buitenparlementaire organisaties, bestaat nog steeds. Wie Nederland willen uitgummen, hebben in de ogen van hun tegenstanders een verborgen agenda.
Nieuwkomers, zoals prinses Maxima, die deze gevoeligheden niet kennen vanwege hun eenzijdige integratieprogramma (wie verzorgen eigenlijk die cursussen?), dienen hun woorden extra zorgvuldig te kiezen. Nederlanders houden er namelijk niet van dat 'buitenstaan-ders' hen vertellen hoe ze moeten denken of welke problemen die ze dagelijks ervaren, hun 'eigen schuld' of zelfs denkbeeldig zijn. En op oppervlakkige karikaturen over onze 'autochtone' identiteit, zit niemand te wachten; zo tolerant zijn we nu ook weer niet...
Op blz 84 wordt een soort excuus geformuleerd voor het 'onbenoem-bare' in de Nederlandse identiteit: "De meer functionele en norma-tieve aanknopingspunten lijken in Nederland meer gewicht te hebben dan nationale symbolen en historische verhalen die op emoties als nationale trots inspelen". De Raad kan zich kennelijk weinig andere (redenen voor) emoties indenken, bindende of destructieve, en maakt hier een soort subconclusie van eigen uitgangspunten. Terwijl het tegendeel, namelijk emoties zijn belangrijker dan functionele en normatieve identificatie (die immers het absolute minimum vormen om in de samenleving te participeren) alleen al met het fenomeen van de 'primaire' identificatie samenhangt, zowel in positieve als nega-tieve zin.
Anders gezegd: warme gevoelens voor het land van herkomst (kunnen) blijven bestaan, zelfs voorbij de fase van functionele of normatieve identificatie. Ze kunnen leiden tot een zekere gespletenheid, ook bij degenen die wel hun oorspronkelijke nationaliteit hebben opgegeven. Als dit 'heimwee' samengaat met bijvoorbeeld het blijven spreken van de moedertaal, ook op straat en in de moskee, of een woud aan satellietschotels, dan kan dit bij de omgeving gevoelens van afkeer, vervreemding of zelfs wantrouwen oproepen.
Van het laatste een ander voorbeeld. Er zijn Nederlanders die een zekere emotie (walging of minachting) koesteren tegenover linkse politici, vanwege hun ideologische prietpraat, het 'inspelen' op nieuwkomers als (toekomstige) kiezers, en de schade die ze ons land hebben berokkend door iedereen hun inzichten en nivellering op te dringen. Nieuwkomers die zich meteen identificeren met het gedachtegoed van linkse partijen en de daarbij behorende belangenbehartiging, zijn daardoor min of meer automatisch 'verdacht' bij andere groepen die kritisch tegenover de weg-met-ons doctrine staan.
Het is voorts merkwaardig dat op blz 84 kritisch wordt gesproken over verschillen die als een "afwijking van de (vaak impliciete) norm" worden gedefinieerd. Het rapport gaat toch over de bestaande scheidslijnen die de nationale identiteit afbakenen; alles wat daarbuiten valt is niet alleen een verschil, maar tevens een 'afwijking' behorend tot een andere identificatie. Daar is niets mis mee. Om dit te beseffen is het echt niet nodig om in het buitenland te gaan wonen of buitenlanders hierheen te halen.
In Canada heeft men de 'staatstolerantie' tegenover (niet-integreerbare) afwijkingen zover doorgevoerd, dat er zelfs een sharia-rechtbank is toegelaten. Deze legitimatie van een ongewenste rechtsongelijkheid bevestigt de interne scheids-lijnen zoals die al bestaan door taalverschillen, etnisch-culturele verschillen, religieuze verschillen, sociale verschillen, en politieke tegenstellingen.
En het kan geen toeval zijn dat in de omringende Europese landen zich momenteel vergelijkbare discussies over het zgn. integratievraagstuk voordoen. Het aannemen/overnemen van een nieuwe 'nationale' identificatie is immers een effectief middel tot feitelijke integratie, waar assimilatie onmogelijk dan wel ongewenst is. Waarom in deze volgorde? Identificatie houdt ook in: vrijwillig afstand doen van de 'dominantie' van de oor-spronkelijke identiteit, een voorwaarde voor integratie en acceptatie. Wie dit ontkent onder verwijzing naar globalisme en 'de wereld is van iedereen' of 'alle culturen zijn gelijk-waardig', doet aan luchtfietserij. In Canada heeft men dit niet begrepen, ondanks de scheiding die er bestaat tussen Engels- en Franstaligen.
Indien aan nieuwkomers geen enkele dwang of beperking wordt opgelegd, zoals dit in de VS wel gebeurt, dan worden zelfs de functionele en normatieve identificaties 'uitgesteld'. Dan is uiteindelijk méér dwang nodig - verplichte inburgering - en een 'hardere', sobere vorm van gastvrijheid (ook voor de echte asielzoekers) dan past bij onze huidige samenleving.
Wat in de VS werkt zonder tot ressentiment en (verborgen) disidentificatie te leiden, was hier tot nog toe ondenkbaar. Een volledige gelijkschakeling (assimilatie) - waardoor 'wij' en 'zij' vervallen - is nooit de bedoeling geweest, doch vele burgers zijn het zat om telkens te moeten horen dat 'we' nog niet genoeg doen, dat 'we' solidair moeten zijn (met leugenaars en profiteurs?) en dat immigratie in 'ons' eigen belang is in verband met de 'vergrijzing'.
Op het gebied van huisvesting, juridische bijstand, sabotage van het uitzettingsbeleid en misbruik van gezinshereniging zijn de zachte heelmeesters hier bereid de autochtone bevolking achter te stellen bij illegalen. De peperdure én onrecht-vaardige pardonregeling is daar slechts één voorbeeld van. Kortom, de genoemde "harde taal" in het publieke debat (blz 87) is een schromelijke overdrijving van de dagelijkse praktijk.
Het tekortschieten van het advies wordt op blz 87 (onderaan) ge-ïllustreerd. Als onze nationale identiteit inderdaad te diffuus en onuitgewerkt [ oningevuld? ] is om deze [ verbindende ] taak te kunnen vervullen, dan had de Raad daar prioriteit aan moeten geven.
Nu heeft het geleid tot de publieke ontkenning van die identiteit. De "mildere toon" (blz 98) van het huidige kabinet bevestigt slechts de onmacht om essentiële zaken te benoemen of een begin te maken met verbeteringen.
Niet de samenleving eist respect, maar de 'buitenstaanders'. De overheid moet hen tegemoet komen; niet halverwege, maar helemaal. Hoe dwaas kun je zijn... dus komt weer de nadruk op pappen-en-nathouden, op de (beschuldigingen van) discriminatie, op de slachtofferstatus, op de (vrijwillige?) 'participatie' en op de rechten van nieuwkomers te liggen, inclusief dubbele nationaliteit (meer dan 1 miljoen!) en illegaal verblijf voor (oorlogs)misdadigers.
Op blz 90 wordt opnieuw een aanname gedaan, zonder toelichting. Dat de PvdA in 2005 vroeg naar "het verband tussen een meervoudige nationaliteit en een gebrek aan integratie" suggereert namelijk dat dit wetenschappelijk onderbouwd zou moeten worden. Waarom heeft de PvdA daar behoefte aan; zijn de andere nadelen van twee paspoorten niet groot genoeg, of worden hier oorzaak en indicatie (teken van) door elkaar gehaald?
Dat twee nationaliteiten niet de oorzaak maar een teken of aanwijzing (kunnen) zijn van een gebrekkige/onvolledige integratie dan wel van een gedeelde loyaliteit, is kennelijk voor de PvdA een te simpele benadering. Dit geldt overigens ook bij 'ex-pats' (Nederlanders die in het buitenland wonen).
Het handhaven van de moedertaal, thuis en op straat, het samenklitten in de grote steden en de criminaliteitscijfers onder (jonge) allochtonen bevestigen slechts het gebrek bij vele onder hen om hier iets van hun leven te maken en aan de eisen van een westerse samenleving te voldoen. Zolang dit binnen de eigen 'groep' een minderheid blijft, is het gebrek aan zelfcorrectie en sociale controle niet desastreus, maar zodra asociaal gedrag wordt beloond met 'voorrechten' en tripjes, dreigt er iets grondig mis te gaan. En dit vertaalt zich bij anderen in een toenemende afkeer van de hele groep, inclusief de succesvol geïntegreerden onder hen, omdat die kennelijk niet bereid of in staat is zelf de uitwassen te bestrijden.
Juist de neiging om de ongewenste bagage van nieuwkomers niet openlijk af te keuren, tenzij het om twee echtgenotes gaat, heeft de softe indruk van Nederland versterkt. Onze wetten werden dan ook zo geformuleerd dat allerlei misstanden - inclusief illegaal verblijf - mogelijk bleven of zijn gemaakt. Het is geen wonder dat vooral de softe sector zich op de integratiemarkt heeft gestort en, ondanks de geldstromen, telkens het eigen falen wijt aan het 'beleid'.
Op blz 92 wordt even een taboe-onderwerp over de mentaliteit van nieuwkomers belicht; als men bij voorbaat al weet "zich nooit Nederlander te zullen voelen", wat komt men hier dan doen? Dergelijke pijnlijke vragen ontloopt de Raad door de nadruk op onze bekrompen nationale identiteit te blijven leggen.
Met name de gereserveerde houding van sommige nieuwkomers, waarbij Nederland niet gelijkwaardig aan het land van herkomst wordt beschouwd, maakt hun motieven om naar hier te komen minder geloofwaardig in de ogen van vele Nederlanders die met verbazing naar de toenemende overbevolking in straatarme landen kijken. Het is immers bekend dat meer dan 80% van de nieuw-komers zich om economische redenen hier hebben gevestigd, hun gespaarde geld naar 'huis' sturen en hier niet begraven willen worden. Als dan ook nog een bruid of bruidegom uit het moeder-/vaderland wordt gehaald, de kledingdracht wordt voortgezet en de vakanties daar worden doorgebracht, ontstaat vanzelf twijfel aan de 'deelbaarheid' van hun loyaliteit.
Dit wantrouwen - al dan niet gegrond - wordt nog eens versterkt door ontwijkend en minderwaardig gedrag: niet op taalles ver-schijnen, aangeboden werk weigeren, geen (gemeente)belasting en verzekeringen (willen) betalen, zwart werken, fraude met WAO- en kinderbijslaguitkeringen, liegen over bezittingen in het land van herkomst of bij het asielverzoek, politiek activisme ten gunste van het land van herkomst of van terreurgroepen (IRA, PKK, Grijze Wolven, Sison, PLO), provocaties, straat-terreur en regelrechte minachting tonen ('wij nemen jullie land over'). Daarnaast ontstond het fenomeen van de hoofddoekjes, het weigeren een vrouw/man een hand te geven, waar dit eerst geen probleem was, en het voortzetten van etnische conflicten hier (Armeniërs, Tamils, Koerden, etc.).
Dit in combinatie met de minachting waarmee minister Verdonk in Marokko werd behandeld, geeft vele Nederlanders een negatief beeld van 'die buitenlanders'. Helaas wenst de politiek en daarmee ook de Raad deze basale emoties niet 'wetenschappelijk' te benoemen. De vage formuleringen in het rapport en in vele beleidsstukken, getuigen er van. Dat daarmee ook onze nationale identiteit ongewis blijft, maakt het alleen erger, niet beter. Want alleen een historische canon is inderdaad geen bruikbaar surrogaat, ongeacht wat politici en media daarvan vinden (zie blz 95).
Overigens speelt een gebrek aan identificatie ook sinds jaren bij (buitenparlementaire) activisten: 'uw rechtsstaat is de onze niet'. De daarmee samenhangende profiteursmentaliteit (krakers, subsidies, uitkeringen) en het zinloze geweld tegen overheid en bedrijven, hebben vele Nederlanders allergisch gemaakt voor 'andersdenkenden' (demonstranten), 'globalisten' en 'lobbyisten' zonder dat het hier tot rassenrellen kwam.
Het Britse antwoord daarop bestaat vooral uit rechtsstatelijke waarden, westerse vrijheden, burgerschap en een ' sense of belonging ' (erbij horen in de samenleving, thuisvoelen), gekoppeld aan de Britse identiteit (blz 97 en 100) mede gebaseerd op de nationale geschiedenis. Bij het laatste speelt onderwijs een belangrijke rol als voorwaarde voor een aantal identificatiemiddelen: taal, nationale geschiedenis, maatschappijleer, geografisch afbakening, natuur/landschap, etnische samenstelling, krijgsmacht, economische positie, nationale prestaties, belastingstelsel, rechtspraak, internationale banden, politiek systeem e.d. Gelijktijdig wordt er een belangrijk deel van de inhoud van de nationale identiteit door bepaald, zelfs indien niet over de grondwet, politieke of etnische verschillen, sociale gelaagdheid, vakbonden of seksuele moraal zou worden gesproken. Of het beoogde resultaat door de leeromgeving of de leerstof moet ontstaan, behandelt de Raad evenmin.
Ook de vraag of nieuwkomers een juist beeld van hun land van herkomst (moeten) krijgen, wordt in het rapport niet gesteld. Waarom voor Nederland werd gekozen (of toch niet) blijft daar-door onbesproken. Dit gebrek aan mededeelzaamheid van de overheid over wat er werkelijk aan de hand is, om hoeveel mensen en geld het gaat, en waarom, wat er met hongerstakers, oorlogsmisdadigers en gevluchte criminelen gebeurt, waarom wij geslachtsverandering, Turkse dienstplichtontduiking, trauma-behandeling en blijf-van-mijn-lijf huizen financieren, en uitkeringen exporteren, vergroot eveneens het wantrouwen tegenover de opeenvolgende regeringen.
Functionele identificatie: van afkomst naar overeenkomst
Op blz 112 veronderstelt de Raad dat er sprake is van etnische discriminatie bij werkgevers. Dat deze werkgevers misschien allang ervaringsdeskundigen zijn en daarom Oost-Europeanen verkiezen, die doorgaans zelfs geen Duits spreken, is blijkbaar geen punt van overweging.
Dat werkgevers - naar mijn inzicht terecht - liever Turkse mannen dan Marokkaanse vrouwen in dienst nemen, of omgekeerd, is wellicht bij de Raad niet bekend. Dit soort bedrijfsbelang 'discriminatie' noemen, kenmerkt de morele ivoren toren of hoogvlakte van waar de Raad haar werk doet.
Subjectiviteit zal altijd een rol spelen bij de selectie van medewerkers of werknemers. Dit geldt evenzeer bij de benoeming van rechters en burgemeesters, alsook bij positieve discrimi-natie van vrouwen voor een politiefunctie of als Kamerlid. 'Discriminatie' op grond van netwerk, uiterlijk, religie, milieu, opleiding, strafblad, gezondheid, lengte, ervaring, leeftijd, presentatie, motivatie, aanpassingsvermogen, spraak (dialect) en sekse is van alle tijden. Dit ontkennen of willen tegengaan is een vorm van verwerpelijk moralisme en overheids-betutteling, nog afgezien van de discriminerende 'slachtoffer'-rol die de Raad zelf toekent aan allochtone sollicitanten waar immers niets(?) mis mee is.
Ook sollicitanten 'discrimineren' en 'onderhandelen': in bepaalde (zware) beroepen zijn allochtonen ondervertegen-woordigd. Of 'voor het minimum-loon ga ik niet aan het werk'. Of 'als mijn chef een vrouw is, ben ik meteen weer weg'. Of 'ik moet 's zomers minstens 4 weken vakantie kunnen opnemen'. (Persoonlijk heb ik meegemaakt dat iemand alleen een baan wilde aannemen als zijn jongere vrouw bij hetzelfde bedrijf kon werken)
Op blz 116 wordt een 'verborgen agenda' van het rapport zichtbaar. Hoewel al is beweerd dat werkgevers discrimineren uit onbekendheid (dus: dom, vooroordelen, eigenlijk zichzelf benadelend), komt de Raad met een financiële prikkel naar buiten. Om wat (tijdelijk?) te 'compenseren'; er was toch niets mis met die sollicitant? Een typische PvdA-'oplossing'. Waarom niet gewoon het ontslagrecht versoepelen of een langere proeftijd? Zelfs premier Balkenende kon niet uitleggen dat er nu veel mensen moeten overwerken, omdat hun werkgevers aarzelen extra personeel aan te nemen, dat vervolgens alleen via de ziekteregeling (2 jaar doorbetalen) of een dure ont-slagprocedure mag/wil vertrekken.
Op dezelfde bladzijde worden de 'voordelen' van allochtone werk-nemers opgesomd, maar ook: "mensen moeten echt niet aangenomen worden omdat ze allochtoon zijn". Wat een hypocriet moralisme, want stel je voor dat er toch sprake zou zijn van positieve discriminatie vanwege de - niet in een functiebeschrijving genoemde - soft skills die vele allochtonen volgens de Raad bezitten. Neen, dan liever op grond van een subsidie selecteren... Dat iemand de voorkeur krijgt omdat hij of zij een zak (subsidie)geld meebrengt, leidt kennelijk niet tot "stigmatisering"?
Hoe voorkeursbeleid bij de politie heeft uitgepakt, wordt eveneens vermeld. Helaas niet hoe de positieve discriminatie van vrouwen daar is 'gelukt'(?). Het brevet van onvermogen dat in het rapport door een meerdere wordt uitgereikt aan zijn autochtone agenten, liegt er niet om. Je kunt ze alles leren (zelfs de meest onzinnige bureaucratische rotzooi), maar niet hoe ze een Turkse vrouw mogen troosten. Tja, zo zijn er tien-tallen specifieke gevallen te bedenken waarvoor 'specialisten' benodigd zouden zijn(?). Of is het echte probleem dat die Turkse vrouw misschien geen Nederlands verstaat of van huis uit bang is voor politie of alleen door een vrouw getroost wil worden?
Ook blz 117 begint met wereldvreemde onzin: "op school hebben kinderen als vanzelf gelijke status". Inderdaad, op de kleuter-school, maar dit soort 'wetenschap' die ver van de werkelijkheid af staat, heeft ons land reeds jaren geteisterd. Het is dan ook niet duidelijk in hoeverre de genoemde (positieve) verschijnselen op 'zwarte' scholen méér met de houding van de ouders dan met de kwaliteiten van de school te maken hebben.
En hoe leuk het op school ook was, op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de huwelijksmarkt en de politieke 'markt' is iedereen elkaars concurrent. Als werkgevers zelfs niet mogen 'discimineren' op diploma's, taalvaardigheden of sociaal gedrag, moet de staat dit dan in wetten vastleggen vanwege de veronderstelde soft skills? Terwijl daarbuiten de jungle van een falende rechtsstaat steeds verder oprukt!
Over (moslim)scholen die zelf ervoor kiezen 'zwart' en gesegregeerd te blijven, vermeldt het rapport slechts redenen van eigenbelang of groepsbelang ten opzichte van de autochtone bevolking. Alsof er geen vervreemding en afwijzing is tussen allochtone groepen onderling: Koerden en (overige) Turken, Irakezen en Iraniërs, Armeniërs en Turken, christenen en moslims, Tamils en andere Aziaten (onder meer uit Sri Lanka), Marokkanen en Berbers, Arabieren en negers, PLO- en Hamasaanhangers, gevluchte oorlogsmisdadigers en gevluchte slachtoffers, Tsjechen en Slowaken, Sjiieten en Soennieten, etc. Daarover rept het rapport echter niet, maar vermeldt wel op blz 101 dat de "routes die naar identificatie met Nederland leiden, slechts in beperkte mate worden geraakt door de direct aanpak die nu in politiek en beleid in zwang is". En vooral dreigt te mislukken door sabotage bij de uitvoering! Maar wat staat er nu eigenlijk in dit citaat: is de 'directe aanpak' niet direct genoeg?
De eenzijdige focus op de nationaal-etnische achtergrond van leerlingen en studenten, gaat bovendien voorbij aan de inhoud van noodzakelijke lessen zoals deze in Groot-Brittannië wordt onderkend en in de praktijk gebracht. Wat daarvan de resultaten zijn, vermeldt het rapport evenmin. Anders gezegd: wat is de wetenschappelijke relatie tussen school en 'vaderlandsliefde', of tussen binnen de school en er buiten, of tussen elkaar 'respecteren'(tolereren?) en elkaar waarderen? Zelfs leraren durven soms geen respect af te dwingen voor zichzelf, laat staan voor (mede)leerlingen, voor andere levensopvattingen, voor andere sociale klassen, voor nationale symbolen, voor seksuele geaardheid, voor meisjes en vrouwen, of voor andere politieke voorkeuren.
Een waarom alleen die linkse stokpaardjes benoemen en niet bijvoorbeeld de integratie in het leger of in de sportclub of in het meedoen aan buurt- en vrijwilligerswerk onderzocht?
De zoveelste aanname op blz 118, dat ook 'witte' scholen de functio-nele identificatie (met Nederland) "blokkeren", suggereert dat de Raad de begrippen identificatie en integratie (of bestrijding van segregatie) wel erg gemakkelijk op één hoop gooit. Voortdurend wordt gekeken vanuit de 'achterstand' van de nieuwkomers, maar de totale instabiliteit van de huidige samenleving - ook zichtbaar op 'witte' scholen - blijft hier weer buiten beeld.
Tevens worden 'school' en 'onderwijs' door elkaar gehaald in de context op blz 119: "De kwaliteit van de school (het onderwijs?) wordt mede bepaald door wie er naar school gaan". Alsof de aard van de leerlingen - die eerst nog "als vanzelf een gelijke status" hadden - de oorzaak is van ondermaatse docenten, gebrek aan discipline en handhaving, wanbestuur, het verzaken van bepaalde delen van het onderwijs (bijvoorbeeld over Nederland en identiteit?) of van de urenrichtlijn, de noodzaak van verscherpt toezicht door de Inspectie, het verzwijgen van incidenten, en de peperdure uitstap-jes. Natuurlijk zijn ze 'oorzaak' van pesterijen, geweld, school-verzuim, intimidaties, diefstallen en andere (seksuele) incidenten. Wellicht bedoelt de Raad dit met 'kwaliteit van de school'?
Scholen dienen eigen (financiële) belangen, zoals de Raad elders toegeeft, zijn soms niet effectief bij taalachterstand (ondanks de geldstromen), hebben teveel management, rotzooien soms met uren/leerkrachten/wachtgeldregelingen/ziekteverzuim/ studieverlof/examencijfers en onderhoudsbudget, selecteren door een hoge ouderbijdrage of door niet te voorzien in de wette-lijke naschoolse opvang, en intimideren 'klokkenluiders'.
Iets verderop blijkt het volgens de Raad weer om de voorkeur van de ouders te gaan, of om hun eigen opleiding, of om hun "etnische tolerantie". Alsof het allemaal doodzonden zijn dat hoogopgeleide ouders - ook van allochtone komaf - hun kinderen liever niet op scholen plaatsen met achterstandsleerlingen (vroeger: arbeiderskinderen), met niet-bevoegde leerkrachten (al dan niet met verplicht hoofddoekje), met geweld in de klassen (ondanks het 'pestprotocol'), met veel uitvaluren of met een ontoereikend verzuimbeleid. Het ontgaat de Raad telkens dat dit niets te maken hoeft te hebben met etnische segregatie.
Overigens hebben de elites altijd gestreefd naar geprivilegeerde posities voor hun kinderen: dit is zo oud als er 'latijnse' scholen, verstandshuwelijken en sociale netwerken bestaan. Het drammen door de Raad over de (grond)wet, schooluitval, buurten, multiculturele wijken en experimenten heeft helemaal niets met de identificerende inhoud van het onderwijs te maken, maar met het verbloemen van de (politieke) oorzaken van verval in de afgelopen dertig jaar.
Blz 120 begint met een misleiding: scholen "vergroten de sociale samenhang" helemaal niet. Integendeel, in die omgeving worden kinderen zich vaak voor het eerst bewust van sociale, materiële en etnische verschillen, van de onmacht van leraren om die te (helpen) overbruggen, van het fanatisme binnen bepaalde groepen (bijvoorbeeld 'Lonsdalers'), van gedragscodes en kledingvoorschriften (geen broeken, of wel hoofddoekjes) op grond van religieuze dwang, en van groepsvorming in termen van 'wij' tegen 'zij' (vroeger: katholiek tegen protestant en omgekeerd). De Raad negeert (wederom) de gelaagdheid en scheidslijnen in de hele samenleving, en meent via scholen toch naar een soort assimilatie of gelijkschakeling te moeten streven. Hoe dit tot identificatie kan leiden, zonder dat de inhoud daarvan duidelijk voor ogen staat, is het centrale raadsel dat het rapport onbruikbaar maakt.
Daar komt bij dat vele schoolbesturen geen rol willen spelen in deze politiek-correcte opvattingen, na alles wat ze in de afge-lopen decennia van de diverse ministers hebben moeten slikken (lees: 'Drammen, dreigen, draaien' van Leo Prick), hetgeen dus niet verwonderlijk is. Zij noch de ouders zitten op nog meer 'experimenteerruimte' te wachten, terwijl het onderwijsniveau reeds bedenkelijk is gedaald. Dit geldt evengoed voor de meeste allochtone ouders die zich bij voorkeur in de grote steden lijken te vestigen om zich bij een 'eigen' groep/school te kunnen aansluiten , want voor (ongeschoold) werk moeten ze vaak elders zijn. Ook de oorzaken van spanningen op school en van (leer)problemen: de onbalans tussen nieuwkomers en autochtonen - zoals vaak zichtbaar in die grote steden - wordt door de Raad niet verder uitgewerkt. Daarmee vermijdt men opnieuw de meest effectieve oplossing, in ieder geval voor de korte termijn: de grenzen sluiten.
Het nieuwe Kenniscentrum Gemengde Scholen zal ongetwijfeld voor-beelden kunnen noemen van 'experimenten' die tot een relevant betere identificatie met Nederland of met andere groepen hebben geleid, maar ze worden in het rapport niet vermeld... (of betreft het niet meer dan 'adviezen' van de Onderwijsraad?). Tenminste had dan aan buitenlandse successen gerefereerd kunnen worden, tenzij die (ook) niet bestaan. Want bepaalde leer- en vormingsproblemen hebben vooral met de thuissituatie te maken en die is in Nederland niet 'gelijk te schakelen'.
Dat schoolverlaters zonder diploma een slechte positie op de arbeidsmarkt hebben, staat los van hun etnische afkomst: Polen met (vak)diploma's en werklust zijn hier welkom, ondanks honderdduizenden werkzoekenden bij het CWI. Een diploma is namelijk niet alleen een bewijs van kunnen en kennen, maar ook van doorzettingsvermogen, leergierigheid, (toekomst)visie en discipline. Anders gezegd: de regering bevordert zelf de extra achterstand van on- en laaggeschoolden door 'kenniswerkers' toe te laten, zelfs in eenvoudige beroepen dan wel zonder kennis van onze taal. Of door de 'verboden' schotelantennes te gedogen (Leiden) of door de kwaliteit van inburgeringscursussen niet te controleren of door het toezicht op scholen pas te verscherpen als het echt de spuigaten uit loopt of door geen enkele controle op 'stages' uit te oefenen.
Het opportunisme van de Raad wordt eveneens geïllustreerd door eraan voorbij te gaan dat juist onder de niet-geïntegreerde allochtonen zich velen bevinden, die onterecht een verblijfsvergunning hebben gekregen na doortrapte leugens, gemanipuleerde rechtszaken, illega-liteit, pardonregelingen, zieligheidsdemonstraties (met hier ver-wekte kinderen), hongerstakingen, schijnhuwelijken en identiteits-fraude.
De afkeer die deze profiteurs over zich hebben afgeroepen, ver-taalt zich in sociale scheidslijnen die nog benadrukt worden door verkeerde media-aandacht, kromme wetten en door hun (politieke) 'woordvoerders'. De ogen van de zachte sector zijn nog steeds niet opengegaan voor het feit dat niet de etnische afkomst wordt afgewezen ('gediscrimineerd'), maar het gedrag en de ongehoorde 'eisen, naast allerlei toegekende privileges.
Een nieuwkomersgezin kost naar verluidt de Nederlandse samen-leving gemiddeld € 250.000. Een miljoen gezinnen betekent straks een totale 'investering' van 250 miljard, waarvoor we worden opgezadeld met problemen die zonder 'harde' maatregelen nagenoeg onoplosbaar zijn geworden. Maar de Raad wil niet zien wat de insiders allang weten, en leutert over 'routes'.
Ook de illusie dat een diploma - eventueel na een 'experiment' - toegang geeft tot een goede baan, wordt door de Raad min of meer instandgehouden. Neen, daarna begint het pas: de concurrentieslag met andere goedopgeleide en ambitieuze jongeren, de geïmporteerde kenniswerkers en met de Poolse 'ondernemers'.
Wat aldus op blz 122 wordt gepresenteerd als voorbeelden van "om de regels heen werken", blijken dit helemaal niet te zijn. Het betreft gewoon enkele aanvullende initiatieven in Rotterdam, waarvan de resultaten op termijn nog niet bekend zijn. De (extra) kosten worden overigens niet vermeld.
De taak van de ouders wordt bij deze doelgroepen van probleem-jongeren namelijk overgenomen door een "brede" school, schuld-hulpverlening en de GGZ! Anders gezegd: zou de Raad ook zo enthousiast zijn geweest als het ging om de Glen Mill(s) aanpak of een werkkamp? En wat zijn de effecten zodra deze jongeren zelfstandig - met ouders die tekortschieten of geen toegevoegde waarde meer hebben - de boze buitenwereld moeten trotseren? Want de 'begeleiding' door de Jeugdzorg is in dit land vaak een vorm van staatsterreur door incompetente stichtingen(!) via de kinderrechter.
Dat de "Fortuyn-revolte" op blz 123 een opstand van (alleen) de autochtone bewoners van bepaalde (probleem)wijken was, is een leugen. Ook de geïntegreerde allochtonen waren de straatterreur, de illegale bewoning, de onveiligheid, het asociale gedrag, de (drugs)criminaliteit en de onverschilligheid van de overheid beu.
De Raad hecht voorts veel belang aan (nieuwe?) buurtactiviteiten (omdat de huidige inefficiënt zijn?), doch niet aan 'uitdunning' waarbij allochtonen naar woonlocaties buiten de grote steden en in de nabijheid van werk worden verwezen; neen, niet 'gedeporteerd'.
Ook de vestiging in de grote steden zonder een baan te hebben, kan worden afgeremd. Want de echte problemen van disidentifi-catie, het gedogen van illegalen en economisch profiteurisme liggen in de gevolgen : miljarden kostende vangnetten. De totale kosten van een generaal pardon voor 10.000 gezinnen bedragen naar verwachting 2,5 miljard die niet als 'ontwikkelingshulp' mogen worden gerekend.
Nederland kent volgens een onderzoek ca. 70.000 maatschappelijk 'werkers', gesubsidieerde instituten met opbouwwerkers, jeugd-zorgmedewerkers, jongerenwerkers, welzijnswerkers, buurt(huis)-werkers, gezinsbegeleiders/-voogden, inburgeringsbegeleiders/-docenten, reclasseringsmedewerkers, vrijwilligerscoördinatoren, buurtvaders, bibliotheek- en muziekschoolmedewerkers, GGZ- en RIAGG-medewerkers, wijkagenten, jeugdpolitie, en dergelijke, bijna allemaal zwaar gesubsidieerd met belastinggeld en nauwe-lijks gecontroleerd. De resultaten zijn vaak erbarmelijk, slechts 'overtroffen' door de chaos in de peperdure jeugd-gevangenissen, hoewel het aantal klokkenluiders er nog gering is.
Daarnaast zijn ten behoeve van werkzoekenden ondermeer: het CWI, de UWV, de sociale dienst, allerlei soorten commerciële arbeidsbemiddelaars, 'job coaches' en 'trainers', alsmede 'participatie'-banen (Melkert-banen), sociale werkplaatsen, stageplaatsen en werkervaringsplaatsen beschikbaar.
Hoeveel miljard méér moet er dan worden verspild voordat het gezond verstand terugkeert? Indien allochtonen al niet komen opdagen bij de 'verplichte' taallessen, zonder dat er een sanctie volgt, en in Amsterdam tientallen inburgeringsdocenten moeten worden ontslagen, omdat er onder de 60.000 kansarmen in de stad te weinig 'vrij-willige' deelnemers te vinden zijn, wat verwacht men dan van het buurtwerk of van speciale bijles door Turken voor (uitsluitend) Turken, of van bezoekjes aan een moskee door andersdenkenden, of van gezamenlijk theedrinken met mensen die al geïntegreerd zijn, of van de programma's van de NMO, of van fietstochten met moslim-vrouwen?
Nederland is geen speeltuin en integreren geen vrijtijds-besteding onder leiding van 'coördinatoren' die zelf nooit echt gewerkt hebben of een breder beeld van de samenleving bezitten dan in het PvdA-partijprogramma staat.
De Raad geeft 'gelukkig' ook zelf aan waarom het niet werkt (blz 124 en 125), maar verzuimt daaraan een conclusie te verbinden. Bijvoorbeeld, dat het grotestedenbeleid anders moet. Het "verleggen van de schuldvraag" (blz 126) maakt de praktische oplossingen name-lijk wél anders, mits de schuld wordt gelegd waar die thuishoort: bij de overheid zelf. De achterblijvende autochtonen in de probleem-wijken hebben zichzelf nooit van discriminatie beschuldigd, stenen door hun eigen ruiten gegooid, vuilnis op straat gedonderd, hun dochters uitgescholden of hun scooters gejat, laat staan dat ze het gedogen van de huizen- en hypothekenmaffia of van de (straat)-prostitutie 'eisten', en de agenten smeekten om vooral niet in te grijpen bij drugshandel of schietpartijen (als die al uit hun warme auto kwamen).
Deze karikatuur laat zien dat het leven in achterstandswijken in de kern helemaal niet wordt bepaald door 'etniciteit' maar door criminaliteit en gebrek aan sancties. Tuig dat - ongeacht hun huidskleur - na tientallen arrestaties toch weer wordt los-gelaten, aangiftes die in de prullenbak verdwijnen, berovingen omdat de politie wel voor koeriers het parkeerverbod bij een juwelier handhaaft, maar die niets mag/wil doen als iemand wordt doodgemarteld. Commissarissen die naar New York reisden om daar te leren wat 'zero-tolerance' betekent en hier niet verder komen dan loze persconferenties en reorganisatie op reorganisatie, afgewisseld met mislukte computerprojecten, verknoeide moordonderzoeken, corrupte medewerkers en glanzende kantoren.
Men had beter in Antwerpen kunnen gaan kijken wat daar met (de ouders van) kinderen gebeurt, die 's avonds nog op straat lopen, of naar de oplossingspercentages van de Duitse politie.
Wie alle onzin over achterstandswijken wil kennen moet de PvdA-programma's van Tilburg en Amsterdam eens lezen, of van Utrecht en Nijmegen. Totdat een kandidaat-burgemeester vanuit Den Haag een kijkje komt nemen in het niemandsland van de straatbendes, en in de wijk Kanaleneiland ontdekt dat de overheid al jaren wegkijkt vanwege het discriminatiestigma.
Dat niet de ouders er moeten gaan opvoeden, maar dat anderen ('professionals') hun losgeslagen kinderen op straat, op school, na school en in de jeugdgevangenis bezighouden, (her)opvoeden en "socialiseren in de samenleving". Dit wordt al heel normaal gevonden, ook door de falende Kinderbescherming, en geldt eveneens voor de vrijwilligers in sportverenigingen en bij buitenschoolse activiteiten; in het gunstigste geval worden ze niet bedreigd door sommige ouders - vooral autochtonen - die het spoor compleet bijster zijn.
Dat oudere wijkbewoners deze ontwikkelingen minder waarderen dan gewenst (lees: somber gestemd zijn), heeft niet zozeer te maken met "onzekerheden over de interpretatie van gedragingen" en van 'goed-bedoelde' bedreigingen, maar met hun ervaringen als slachtoffer en bij aangifte, en met het groepsgedrag als iemand daarvan wordt aangesproken op een gebrek aan respect voor ouderen. Soms ontaardt dit in regelrechte intimidatie dan wel het 'mobiliseren' van groeps-genoten via mobieltjes. Kortom, naast de gemengde bevolking en de illegalen zijn er nog wel andere oorzaken van spanningen in vele achterstandswijken. De Raad komt echter niet verder dan een naïef (bagatelliserend) voorbeeldje van ruzie om het gebruik van een pleintje.
De citaten op blz 128 bevestigen dit beeld en wederom wordt er een verkeerde conclusie aan verbonden. Zelfs de taak van de politie wordt "genuanceerd", terwijl het allang niet meer gaat om een gebrek aan samenhang in de wijken, maar om teveel samenhang tussen asocialen en kansarmen, zoals ook zichtbaar in de Parijse voorsteden waar de politie zich niet meer durft (of durfde) te vertonen.
De Raad haalt er arbeidsmarktbeleid en "portiekgesprekken" bij, dus alles hangt samen met alles. Maar intussen werd het arbeidsmarkt-beleid juist versoberd vanwege het misbruik en de gebrekkige resultaten!
Het pleidooi voor "verdraagzaamheid" en "vreedzame co-existentie" (het staat er echt) lijkt logischer, tot we ons realiseren dat we steeds verder zijn opgeschoven naar 'hun' waarden en normen, 'hun' eisen en overgevoeligheden, 'hun' vervelings- en aanpassings-problematiek, 'hun' beschuldigingen en provocaties.
Hoe ver moet 'ons' aanpassings- en opnemingsvermogen ten behoeve van nieuwkomers eigenlijk gaan, voordat de autochtone bevolking zelf disidentificeert, zich vreemdeling in eigen buurt of stad voelt? Hoe hoog moet de minaret van een te bouwen moskee zijn, voordat de gemeente neen zegt? Hoeveel bouwgrond en subsidie moet een gemeente schenken voor 'eigen' buurthuizen, voetbalveldjes, moskeeën e.d. voordat de overige bewoners van een wijk zich afvragen wat er voor hen wordt gedaan?
En omgekeerd, hoeveel Marokkaanse meisjes hebben/willen/mogen verkering met een jongen van buiten hun groep? Hoeveel 'buurt-vaders' hebben werkelijk gezag op straat en hoeveel bewapende (vrouwelijke) agenten durven nog in het donker de wijken in, terwijl de burger die een - al dan niet verslaafde - inbreker overmeestert vervolgens zelf wordt gearresteerd!
Normatieve identificatie: aanpassen van de norm
De titel van hoofdstuk 6 roept al vragen op. Jezelf nieuwe normen 'eigen' maken is toch niet hetzelfde als (eerst) die normen aan-passen. Ook hier maakt de Raad een politieke keuze: de nadruk ligt op aanpassing van de bestaande norm. Daarbij moet "iedereen" inspraak hebben; ook degenen die géén scheiding van kerk en staat willen? Er zijn in Nederland zo'n 200 verschillende categorieën nieuwkomers, waarvan een deel niet integreert, en er bestaan meer dan 50 verschillende geloofsrichtingen onder de islamaanhangers; waar eindigen dan het incasseringsvermogen en de traditionele normbestanddelen van onze nationale identiteit, en begint de weg-met-ons route?
Daarnaast wordt, terecht, opgemerkt dat ook de globaliserings-beweging invloed heeft op onze normatieve uitgangspunten (naast uitspraken van het Europese hof, bijvoorbeeld over asielzoekers). Maar die elitaire, politieke en commerciële contacten richten zich toch niet op de onderkant van onze samenleving, en op het wel-bevinden van groeperingen die de westerse cultuur en waarden afwijzen? Of bedoelt de Raad dit helaas juist wél?
Zodra de 'dragers' van onze nationale normen (mede)verantwoor-delijk worden gesteld voor de aanpassingen aan nieuwkomers, moet worden gevreesd voor defensieve reacties dan wel totale onverschilligheid voor de onherkenbare compromissen.
De Raad gaat kennelijk uit van het axioma dat een evenredige vertegenwoordiging van 'nieuwkomers' in de politieke arena toereikend moet zijn om de 'gewenste' normverandering te be-reiken. Maar degenen die al geïntegreerd zijn hebben wellicht geen behoefte (meer) aan die normverandering, noch aan onge-vraagde vertegenwoordiging door politieke activisten met afwijkende standpunten. Daarbij bovendien vergetend dat er in Nederland een fractiediscipline bestaat en dat er tot dusver geen kwalitatieve 'gelijkwaardigheid' bestaat tussen westerse en niet-westerse normen, althans niet in Europa. Juist norm-'nuancering' brengt velen steeds dichter bij onverschilligheid, disidentificatie of crimineel gedrag.
Anders gezegd: een sharia-rechtbank omdat 1 miljoen moslims dit zouden willen, moet desondanks ondenkbaar zijn (en blijven).
Maar de Raad is 'slim' en kiest twee minder omstreden cases om haar gelijk aan te tonen. Dat allochtone kiezers afhaken als ze bij een bepaalde partij niet hun 'zin' krijgen, moet echter voor lief worden genomen, ook door de PvdA. Daarnaast wordt steeds meer duidelijk dat politieke en andere (belangen)vertegenwoordigers er moeite mee hebben aan de uiteenlopende eisen van een brede achterban prioriteit te geven boven hun persoonlijke (carrière)belangen dan wel boven de handhaving van hun machtspositie ten gunste van een heel specifieke groep ('cliëntelisme').
In de 'case' over seksuele normen valt op dat de beschouwing zich richt op de sociaal aanvaardbare of gewenste normen, ter-wijl de integratie- en identificatieproblematiek zich vooral voordoet door overschrijding van de juridische normen (lover-boys, bigamie, verkrachting, gedwongen huwelijk, eerwraak, kinderporno, vrouwenhandel, aanranding in zwembaden, boerka's, e.d.).
Anders gezegd: individuele normen binnen de grenzen van de wet zijn helemaal geen 'probleem', of hoogstens een schijnprobleem bij homohaters, cartoonisten, prostituees en tienermoeders. Niet voor politici en niet voor fatsoenlijke burgers.
De Raad behandelt in feite een non-issue om 'aan te tonen' dat identificerende (!) normen aangepast moeten (kunnen) worden. De concrete vraag met betrekking tot identificatie moet echter zijn of bijvoorbeeld sommige Antilliaanse mannen bereid zijn zich hier aan te passen aan de juridische normen; daarmee zou al heel veel zijn bereikt. Aannemende dat de Raad niet beoogt dat straks ongehuwde moeders met kinderen van verschillende vaders hier de 'norm' moeten worden.
En de politiek moet zich al helemaal niet bemoeien met 'normatieve' conflicten die niet raken aan de wet. Op bevoogding, religieus moralisme en staatsopvoeding zit niemand te wachten. Sommigen zijn dat juist ontvlucht.
Emotionele identificatie: houden van Holland
In hoofdstuk 7 wordt de emotionele binding behandeld, waarbij tevens wordt gewezen op de bindende kracht van een rechtsstaat. Dit is niet strijdig met (irrationele) emoties, doch eerder een bevestiging dat veiligheid en (rechts)zekerheid een gevoel van vertrouwen, geborgen-heid en vrijheid oproepen. De behoefte aan een warm 'wij'-gevoel betreft echter niet alleen nationale feestdagen en symbolen, maar ook de eigen (werk)omgeving, de eigen familie, de eigen sportclub, de eigen buurt of de eigen kerkgemeenschap. Daar is niets mis mee als 'bouwsteen' voor verbondenheid met andere groepen, zolang die verbondenheid niet wordt 'afgedwongen' door middel van ruilhandel! Want dan kan beter worden volstaan met respect voor de wetten en voor elkaar, zonder doorbreking van de (overige) scheidslijnen.
Nationale emoties die slechts gebaseerd zijn op topsport, rituelen of persoonsverheerlijking (Koningshuis, premier) leveren n.m.m. weinig grondstof voor opofferingen en solidariteit.
Reeds tijdens de eerste wereldoorlog moest in Engeland 'vaderlandsliefde' worden afgedwongen, door degenen die zich niet vrijwillig aanmeldden voor de slachting in Frankrijk, als lafaard te bestempelen. Niet dat die schimpende dames wisten wat oorlog was, maar ze meenden wel te weten wat vaderlands-liefde was... totdat de verminkten terugkeerden en verder konden verrekken.
Het gevaar van (collectieve) emoties is de oppervlakkigheid en naïviteit ervan, want in een zgn. rechtsstaat doet zich soms veel onrecht voor, als men het wil zien. Zoals de titel van het hoofdstuk al suggereert, gaat het bij emotionele identificatie niet zozeer om het houden van de Hollanders maar van Nederland, en dat is moeilijk genoeg. Dit mag derhalve een individuele aangelegenheid blijven met voor iedereen andere aanknopingspunten en emoties die veelal een gevolg zijn van eerdere ervaringen en ondersteunende identificatie-processen.
De teleurstelling van nieuwkomers die ontdekken dat ze minder welkom zijn in het 'beloofde land' dan gedacht, en dat hen miljoenen reeds zijn voorgegaan, kan omslaan in frustratie. Dat hun aanvankelijke beeldvorming gebaseerd was op een ongefun-deerd optimisme, onwetendheid of zelfs 'sprookjes', dringt soms niet of te laat tot hen door.
Omgekeerd is het dwaas te veronderstellen dat nieuwkomers ooit dezelfde emoties zullen delen met autochtonen (zie blz 169), waar weer tegenover staat dat criminaliteit en andere wets-overtredingen door nieuwkomers afbreuk doen aan de bereidheid hen als landgenoten te beschouwen. De getoonde 'ondankbaarheid' slaat dan terug op de hele groep in de vorm van vooroordelen en stigmatisering, met name als er twijfel ontstaat aan hun wil tot aanpassing (integratie) en tot emotionele bindingen.
Over ons eigen 'verraad' op het gebied van loyaliteit, solida-riteit en medemenselijkheid zwijgen de meeste autochtonen liever (belastingontduiking, verhuizing naar België, vlucht van de regering naar Engeland, jodenvervolging, collaboratie, verraden onderduikers en verzetstrijders, woekerprijzen voor voedsel, misbruik van de WAO) of ze vertrekken hier definitief.
Staatssecretaris Albayrak was zo eerlijk om toe te geven dat ze haar Turkse paspoort eventueel zou benutten om naar Turkije terug te keren: een verspreking of een teken dat ze 'Nederland' slechts gebruikt voor haar ambities, net als Hirsi Ali, Sing Varma, Pormes en anderen?
Op blz 169 wordt dit bevestigd: "de verbondenheid met de natiestaat is geworteld in concrete praktijken (Johnson 1993)". Dus functionele en normatieve identificatie gaan vooraf aan die emotionele verbon-denheid. Symbolen als het volkslied of een Nederlander in een hoge NAVO-/VN-/EU-functie veroorzaken echter niet bij iedereen warme gevoelens, en op Prinsjesdag zit niet iedereen voor de tv, noch worden dan de opzichtige verspillingen aan gelegenheidskleding geapprecieerd. Indien de gewone burgers niet voor hun (materiële) inspanningen worden 'beloond' door positieve emoties, ontstaat een proces van moreel en sociaal afhaken, soms eindigend in vrijwillige emigratie of in het 'overstappen' naar een ander gastland.
Dit laatste moet niet worden verward met de constructie waarbij Noord-Afrikanen eerst naar België en dan naar Nederland komen, of Mexicanen eerst naar Europa en dan naar Noord-Amerika, of Somaliërs eerst naar een land of streek waar ze 'vervolgd' worden en dan naar Europa, of Chinezen eerst naar Frankrijk en dan naar Groot-Brittannië.
Nieuwkomers die in vergelijkbare situaties weer vertrekken, kunnen verschillende motieven hebben, zoals kansrijker in Groot-Brittannië door kennis van de taal of familiebanden. Of hier teveel regels en beperkingen vergeleken met andere landen, of een gebrek aan geschik-te vacatures. Ook Canada, Duitsland en het land van herkomst behoren tot de opties, en in extreme gevallen kiest men voor statenloosheid resp. valse paspoorten, eventueel met achterlating van het gezin, of 'vlucht' men in de internationale criminaliteit.
Degenen die hier blijven zonder het verwachte maatschappelijke succes, belanden vaak in een situatie van uitsluiting en hulp-verlening, waarbij het risico van een permanente 'slachtoffer'-status niet denkbeeldig is. Dit wordt door autochtonen meestal niet begrepen: 'was maar gebleven waar je vandaan komt, als het je hier niet bevalt'. De ergernis over provocerende jongeren of klagende Molukkers, Antillianen en Surinamers is hier een voor-beeld van.
Daarnaast is er een [over]gevoeligheid bij "gedeelde loyaliteiten" (blz 175). Inderdaad, met name indien de motieven tot immigratie niet worden vertrouwd of erkend. Of bij het tonen van politieke ambities, het zoeken naar fondsen (subsidies) dan wel bij het functioneren als niet-integere politie-agent. Dit is geen racisme, maar generaliseren op grond van verkeerde 'voorbeelden'.
De meningen over het gedrag van Hirsi Ali, Sison en Arib waren dan ook zeer verdeeld, evenals over de toestroom van o.a. Polen waarvan 'iedereen' weet dat ze vooral uit economische motieven hierheen komen. Dat Bulgaren vaker de grote steden opzoeken, waar weinig werk voor hen is en veel criminaliteit, geeft te denken. Maar de politiek blijft (emotionele) identificatie verwarren met de noodzaak tot (praktische) integratie. Het laatste kan prima zonder het eerste, zodat niemand 'ontmaskerd' behoeft te worden en enige dwang nog geen discriminatie hoeft te betekenen. Anders gezegd: indien alle domme 'excuses' voor onaangepast gedrag worden geschrapt en er sancties komen op overlast en schoolverzuim, dan is het absoluut niet nodig dat alle nieuwkomers warme gevoelens voor 'Holland' of onze rechts-orde gaan koesteren, mits men zich gewoon aan de wetten houdt, ook als men dat niet 'leuk' vindt. Dan wordt hun keuze ook veel duidelijker: aanpassen of vertrekken. En die emotionele binding komt later wel, of nooit, aan de orde; net als bij veel geëmi-greerde Nederlanders.
Er zijn weinig landen waar door nieuwkomers zoveel eisen (kunnen) worden gesteld, als Nederland. Dat buitenlanders hier gemeentelijk stemrecht hebben, suggereert bovendien dat rechten hier 'gratis' zijn, binding met Nederland of niet. Hun juri-dische bijstand is gratis; desnoods jarenlang. Recht op gezins-hereniging, lange buitenlandse vakanties (ook voor bijstand-ontvangenden), huisvesting, gesubsidieerde belangenbehartigers, onderwijs voor kinderen van illegalen, (gratis) gezondheids-zorg, kinderbijslag, huursubsidie, ziektekostentoeslag, schuld-sanering, voedselbanken, kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, etc. het kan niet op, terwijl de rest van de bevolking steeds vaker 'neen' hoort van de overheid, met name ook bij juridische bijstand.
Middenstandsdiploma, taxivergunning, dienstplicht in het land van herkomst, vestigingsvergunning voor een uitzendbureau etc. werden op een laag pitje gezet of helemaal afgeschaft, ten gunste van wie eigenlijk?
Het rapport had zich beter kunnen bezighouden met de toenemende disidentificatie onder autochtonen, die veel ernstiger gevolgen kan krijgen. De 'afkeer' van buitenlanders (blz 172) en profiteurs is vaak een afkeer van het regeringsbeleid en niet zozeer tegen individuen persoonlijk. Een herkenbaar voorbeeld is fraude in de bouw, bijstand en WAO: zodra dit niet (meer) wordt vervolgd, ont-staat een zekere reserve tegenover alle aannemers, bijstand-ontvangenden en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. Het leidt tot generaliseren, ongeacht de feitelijke omstandigheden.
De indruk van ongelijke behandeling is voor alle bevolkings-groepen een bron van frustraties, zoals het Vinkenslag-incident liet zien. Daarom zou het interessant zijn om de reactie op de Duitse kerkbelasting te kennen, indien bepaalde religies daarin niet zouden delen.
Hier zijn de privileges van ambtenaren een doorn in het oog van minderbedeelden, evenals de kosten van het Koningshuis.
En als instituties (blz 172) het "gevoel van mensen ondersteunen en een stem geven" dan is het wel degelijk van belang wat er in 'onze' moskeeën en moslim-scholen gebeurt. Want religieuze of ideologische loyaliteiten zijn soms sterker en absoluter (fanatieker) dan zuiver nationalistische gevoelens. De geschiedenis wemelt van de voor-beelden, waarbij de eigen 'superioriteit' een niet onbelangrijke rol speelde.
Op blz 173: "Het multiculturalisme legde juist de nadruk op de be-dreiging van de identiteit van de immigrant en de noodzaak deze te beschermen of in ieder geval niet weg te (willen) assimileren". Is dit nu veranderd dan??? Het hele rapport noemt nauwelijks afdwing-bare gedragsregels of 'plichten' die tot (volledige) identificatie kunnen leiden. Bovendien betekent de bepleite aanpassing van normen, politieke vertegenwoordiging, scholen en sollicitaties aan het multiculturalisme, dat de scheidslijnen juist in stand blijven. Als het echt zo complex is, laten we dan alle theorie vergeten en ons beperken tot praktische maatregelen. Vroeger lieten de dienstplicht, de studentenontgroening en de sociale controle wel degelijk een bindend effect zien, zoals nu het Glen Mill(s) concept, hoezeer ook onder 'dwang'.
Op blz 174 wordt nogmaals een denkfout gemaakt: de opkomst van Pim Fortuyn was een protest tegen het opgelegde multiculturalisme en de gevolgen daarvan; dus tegen de softe overheid en niet tegen aange-paste nieuwkomers. Een "electorale instabiliteit" heeft dan ook méér te maken met een onbetrouwbare en verspillende overheid, met sluime-rende gevoelens van onmacht tegenover alle onbeschaamde graaiers en zakkenvullers, met ergernis over het gedrag van asieladvocaten en het wegkijken door politici (geschokt, verbaasd, verbijsterd, maar vooral 'onwetend' en niet verantwoordelijk), dan met uitsluitend het immigratiebeleid.
Dat de "autochtone groepsidentificatie" sinds 2001 toch significant toenam, ondanks de 'gedachtenpolitie', behoeft niet in de eerste plaats een gevolg te zijn van de onvrede met het multiculturalisme en de leugens over de 'verrijking' van de samenleving, maar kan evenzeer te maken hebben met kritiek op de EU, de zichtbaar nega-tieve of ontluisterende aspecten van de media-aandacht voor linkse politici, (wilde) stakingen, dierenactivisme, de 'goede doelen' maffia, (mislukte) ontwikkelingsprojecten en de onbegrepen bijdragen aan de internationale rechtsorde, evenals met de aanslagen in de VS, het Spaanse en Nederlandse generaal-pardon, of met de onmacht boot-vluchtelingen te stoppen en illegalen uit te zetten.
Er is inmiddels bij het publiek een 'verzadiging' ontstaan door de grote aandacht in de media voor het wel en wee van allochto-nen, de toestanden in hun herkomstlanden (overbevolking, AIDS, burgeroorlog, corruptie, terreur, milieu) en de misstanden binnen de VN. Er was bijna geen praatprogramma op tv denkbaar zonder dat er een 'hoofddoekje', een EU-deskundige, een VN-vertegenwoordiger, een Midden-Oosten deskundige, een Arafat-aanhanger, een AIVD-deskundige, een defensiedeskundige, een oliedeskundige, een Amerika-deskundige, een China-deskundige, een 'waterdeskundige' of een internationale milieudeskundige kwam opdraven. Eigenlijk was Nederland medeverantwoordelijk voor alle ellende hier en elders, met name de werkenden die een auto hebben of nog steeds te weinig belasting betalen om de miljardenverspillingen bij milieu en ontwikkelingssamenwerking te financieren, terwijl intussen de terreurmanagers hier in en uit vlogen.
De bewustwording over onze falende overheid en rechtsstaat, is weliswaar met Fortuyn begonnen - niet één van zijn relevante boeken wordt genoemd - maar Theo van Gogh, Hirsi Ali, Peter Siebelt, Paul Gerbrands en prof. Ellian hebben veel meer bij-gedragen aan de inzichten op het gebied van de deels mislukte integratie. Rijen omhooggevallen BNers, 'deskundige' poseurs, 'pauselijke' gezanten, zingende 'wereldverbeteraars' en 'koninklijke' betweters dartelden sindsdien over het scherm in een soort 'tegenoffensief' om ons te vertellen wat we allemaal moeten doen, moeten denken, moeten weten en moeten veranderen. Hun suggestie dat verder iedereen te dom is om zelf te denken en te beslissen, resulteert pas echt in disidentificatie. Het huidige kabinet heeft deze indoctrinatiemethode overgenomen, maar de kampioen is Al Gore met zijn tendentieuze film waarin een Britse rechter 11 fouten heeft vastgesteld. Echter, buiten Paul Gerbrands is er bijna niemand die hardop zegt dat de absurde bevolkingsgroei in de ontwikkelingslanden onmiddellijk moet worden afgeremd om de reeds bestaande rampen aan te kunnen pakken: Chinese slavenarbeid; 250 miljoen kinderen waarvoor geen andere toekomst is dan honger, prostitutie, (kind)soldaat, AIDS, criminaliteit of een onmenselijk slavenbestaan in zgn. fabrieks'hotels' (leven op de werkplek); en honderdduizenden vluchtelingen die nergens welkom zijn, omdat er nog miljoenen op hun beurt wachten. Intussen komt de heer Lubbers niet verder dan zijn bewondering uitspreken voor VN-'ambassadrices' van het type Angelina Jolie.
De zgn. angst dat nog meer nieuwkomers "onze cultuur en identiteit" bedreigen, kan ook worden gezien als weerstand tegen het verder inleveren van de openbare ruimte, tegen de snelle groei van de kansarme populatie (met name in de grote steden), tegen politieke uitbuiting en uiteindelijke tegen verandering van 'onze' wetten. Want laat één ding duidelijk zijn: wie pleit voor aanpassing van normen, pleit impliciet voor aanpassing van wetten.
Dat vooral Turken en Marokkannen hierbij in beeld komen, heeft (ook) te maken met de hoofddoekjes, assertieve (of wauwelende) 'politici', de kinderrijke gezinnen en de dubieuze praktijken bij gezins-hereniging. (Ik heb zelf de vervalste arbeidscontracten onder ogen gehad).
Daarnaast ontstond het besef dat immigratie ons wel heel erg veel geld kost, dat ons land 'vol' is (wegen, huisvesting, banen, scholen, ziekenhuizen, gevangenissen, uitkeringen, hulp-verlening) en dat er maar geen einde aan komt. Integendeel, asiel en immigratie zijn een 'industrie' geworden waar onge-looflijke bedragen in 'verdwijnen', ook naar het buitenland (onder meer landen van herkomst).
De overheid wekt de indruk het niet meer in de hand te (willen) houden, zich te laten intimideren (media, actiegroepen) en manipuleren (hongerstaking, Kamerdebatten, kerkelijke autori-teiten), en juridisch door de VN-verdragen het gezag over het eigen grondgebied kwijt te zijn.
Niet de Lonsdale-jongeren zijn het waarschuwingssignaal 'genoeg is genoeg', maar de Wilders- en Verdonk-aanhang. Lonsdale-jongeren (blz 174, 175) zijn eerder te vergelijken met geweld-dadige activisten en krakers, of met Ajax-tuig dat graag enkele Feyenoord-supporters in elkaar slaat, of met Marokkaanse straatbendes. Ze zijn een uitwas en vertegenwoordigen niet de kern van onze samenleving, de identiteit van de zwijgende meerderheid, het protest van de bestolen en genivelleerde burgers. Het lijkt erop dat al die geciteerde wetenschappers én de Raad teveel op details en remedies hebben gestudeerd, zonder eerst een behoorlijke diagnose te stellen.
Natuurlijk is het ernstig indien gewapende bendes wijken 'in bezit' nemen; ernstiger is het als de overheid een zachte heel-meester blijft, zoals indertijd tegenover criminele 'kampers'. Toen mochten losgeslagen jongeren, RaRa-activisten en volwassen 'hooligans' afreageren op die 'anderen' of op de politie, de BVD, het leger, kerncentrales, nertsenfokkers, homo's, het establishment (banken, rechters, huizenbezitters/-speculanten) of 'zomaar' een voorbijganger. De overheid en de politiek bleven doof en blind. Nu gaat het om (huur)moord, drugs, ver-krachting, beroving, intimidatie van winkeliers (afpersing van 'beschermgeld'), vernieling, mishandeling van vrouwen en gedwongen prostitutie, wapenhandel, bankpasfraude, bankroof, autodiefstal, hypotheekfraude, illegale banken (witwassen), terreur(voorbereidingen), mensensmokkel, wapenhandel, paspoort-vervalsing, belastingontduiking en bijstandsfraude. En de regering... ging honderd dagen het land in en weet nog steeds van niets? Zelfs niet dat de islamitische terroristenronselaars hier gesubsidieerd worden...
Intussen neemt de bescherming door de politie steeds verder af, terwijl de burger die uit zelfbescherming 'het recht in eigen hand neemt' wordt ontrecht en gecriminaliseerd.
In de wijk Kanaleneiland en elders (Den Helder, Amsterdam, Eindhoven) gedragen jonge Marokkanen zich als de Londense bendes van vlak na de oorlog, gewelddadig, zonder vaders, vaak zonder (bewoonbaar) huis en zonder toekomstperspectief.
Hun intelligentie is doorgaans beperkter dan van de Duitse 'Autonomen', neonazi's of de (deels criminele) Hell's Angels. Ze zijn daardoor gevoeliger voor 'voorbeelden' en groeps-processen: geweld is dan geen middel meer, maar een doel. In combinatie met drank, drugs of wapens even onbeheersbaar als in de Amerikaanse achterbuurten of de Parijse voorsteden. Daarbij vergeleken is de overname van de straat door 'demonstranten' in Amsterdam tijdens een politie-inval bij illegalen, slechts een detail.
Doch dit verontrustende beeld past niet in het polderdenken, waarbij men vooral onderzoekt hoe de Marokkaan of Antilliaan zich hier 'voelt', en vergeet dat één van de omgevingsfactoren de autochtone Nederlander is, die dagelijks - en vooral 's nachts - het verschil ervaart tussen Haagse dromen en harde werkelijkheid. Dat deze Nederlander anders reageert op de verschillende etnische groepen (zie de tabel op blz 178), is fijn om te weten. Belangrijker is echter de oorzaak daarvan, want naast de tabel op blz 177 worden de attitudes van 'Nederlandse' jongeren ten opzichte van een aantal herkomst-landen of emigratielanden niet geanalyseerd. Welke 'contacten' zijn er eigenlijk over alle scheidslijnen heen en hoe zit dat in andere landen, zoals in (West)-Europa, de Antillen, Zuid-Afrika, Canada, Indonesië, Spanje of België waarheen duizenden Nederlanders 'wegvluchten'? En waarom wordt dit niet behandeld in het advies of zijn deze kiezers politiek niet interessant?
Opnieuw de vraag: Heeft de regering om een identificatie- of een integratie-advies verzocht?
Op blz 179 wordt iets verrassends zichtbaar: Marokkaanse Neder-landers hebben een zeer lage "herkomstlandidentiteit". Anders gezegd: met Nederland hebben ze nauwelijks of geen overheersende binding, maar ook Marokko heeft lang niet bij iedereen de voorkeur. Dan rest vooral identificatie met de eigen (groeps)cultuur of een soort nihilisme. Het bezit van twee paspoorten wordt in het algemeen wel als "handig" ervaren (blz 180), doch dit geldt eveneens voor Nederlanders die in Spanje, België of Monaco gaan wonen, al is het in Europa niet overal mogelijk.
Wat de Raad onvoldoende onderkent, is het effect van een gedwongen keuze waardoor de toestroom enigszins kan worden afgeremd. Ierse en Palestijnse terroristen, Afghaanse oorlogsmisdadigers, Filippijnse rebellen en Tamil-guerrilla's vonden het ook 'handig' om hier te komen wonen, totdat ... ze hun oorspronkelijke paspoort verliezen of alsnog aangeklaagd dan wel uitgeleverd worden.
Anderen 'verliezen' het juist met opzet, maar zien toch kans in het land van herkomst op vakantie te gaan. Onze gastvrijheid maakt het wel heel aantrekkelijk om hier neer te strijken dan wel met vier of zes (valse) paspoorten door Europa te reizen om asiel aan te vragen en fundamentalisten te ronselen. Lees: 'De 4 e Wereldoorlog' van Peter Siebelt. Ook Nederlandse paspoorten raken bij honderden, zoniet duizenden, per jaar zoek, terwijl op honderdduizenden illegalen en hun helpers hier geen enkele controle bestaat.
Dergelijke uitwassen zorgen er voor dat het wantrouwen tegen het vreemdelingenbeleid nog verder toenam. De gevolgen voor het noodzakelijke vertrouwen in onze rechtsstaat zijn schrikbarend, en wat doet de regering: niets. Zelfs van de presentatie van dit advies werd een lachertje gemaakt.
Op blz 181 staat een andere overbodigheid die de aandacht slechts afleidt. Eerst werd beweerd dat een paspoort niet altijd samenvalt met de emotionele binding van een immigrant (blz 180), maar het is toch een 'verklaring' waarom sommige Nederlandse migranten in het buitenland hun nationaliteit willen houden. Wat is nu de conclusie of tenminste de argumentatie: bevestigt deze 'uitzondering' de regel (welke?) of zijn dubbele paspoorten helemaal irrelevant, terwijl het om tenminste een staatssecretaris en 1 miljoen andere Nederlandse ingezetenen gaat? Of is het wellicht zo dat een Marokkaans, Irakees, Turks of Russisch paspoort het 'importeren' van een bruid uit die landen vergemakkelijkt?
Dat Canada dit fenomeen beschouwt als een 'bewijs' of teken van tolerantie (blz 182), wil nog niet zeggen dat het een bewijs van gezond verstand is. Opvallend is dan ook dat de effecten van de immigratiesituatie in Australië en Nieuw-Zeeland niet worden be-handeld.
Wat de belangen (kunnen) zijn van de herkomstlanden bij het instandhouden van hun specifieke nationaliteitswetgeving, wordt evenmin behandeld. Zou een Marokkaans paspoort daar misschien wél worden gezien als een 'symbool' van loyaliteit, of alleen als een controlemiddel? De geldstromen naar het Afrika en het Midden-Oosten, en het (onroerend goed)bezit dat ermee wordt opgebouwd, worden daar beslist niet als een teken van dis-identificatie aangemerkt. Of iemand daarbij volledig volgens de 'wet' handelt (blz 183), zegt meer over die wet dan over de (verborgen?) bedoelingen van regeringen.
Bovendien is een "positief effect op het aantal naturalisaties" (blz 183) niet hetzelfde als een betere, bredere identificatie met Neder-land. En of de "nadelen van een dubbele nationaliteit" als 'eigen risico' moeten worden beschouwd (blz 184), is nog maar de vraag als het gaat om de praktijk. De Turkse dienstplicht moest indertijd door Nederland worden afgekocht en nu wordt door de regering (opnieuw?) 'onderhandeld' over de afkoopsom van meer dan € 5000 per geval. Ook het eigen risico van anderen - Nederlandse emigranten, ontwikke-lingswerkers, ex-pats en toeristen - moest soms na gijzeling door de regering worden 'overgenomen', door het betalen van een al dan niet geheim (hoog) losgeld.
Zelfs de vrijwillige thuisreis van illegalen werd niet als hun eigen risico beschouwd; ze moesten bij het generaal pardon zelfs worden teruggehaald, volgens sommige partijen! Hoe dwaas kun je zijn?
Kortom, we krijgen onmiddellijk slappe knieën zodra onze wetten - ondanks alle opzettelijke 'mazen' erin - toch nadelen opleveren voor 'zielige gevallen'.
Dat in het rapport als 'voorbeeld' van een hypothetisch loyaliteits-conflict een (fictieve) Nederlands-Turkse generaal wordt genoemd, is werkelijk een absurd onzinverhaal door een 'wetenschapper' bedacht vanachter zijn bureau. Openlijk 'gedeelde loyaliteit' is namelijk het kernprobleem niet, want dan zouden heel wat topfunctionarissen en EU-parlementariërs verdacht zijn; verborgen of eenzijdige loyaliteit aan een buitenlandse regering of een internationaal net-werk vormt het echte risico, naast ordinair opportunisme. Minister Hirsch Ballin heeft dit inmiddels ingezien. Het bezit van twee paspoorten op hoog niveau duidt op een mogelijk laakbare vorm van opportunisme en dat is geen uitzonderlijke eigenschap onder de Nederlandse elites, zoals ook mevrouw Albayrak (PvdA) en mevrouw Arib (PvdA) al illustreerden. En waren het niet vooral de linkse partijen die indertijd de aanstelling van de 'rode' generaal von Meyenfeldt (PvdA) hebben goedgekeurd, ondanks diens innige samen-werking met 'vredesactivisten' uit Oost-Duitse Stasi-kringen? En hoeveel 'bekeerde' (voormalige?) communisten tellen dit kabinet en de Kamer eigenlijk?
De elites hebben zich nooit iets aangetrokken van loyaliteit, integriteit of landsbelang. Daar gelden andere 'deugden', ambities en normen, ook op seksueel gebied. De geheime archieven van de AIVD en Justitie puilen inmiddels uit.
Indien de mogelijkheid om als volwaardig burger in de moderne staat te kunnen functioneren al negatief worden beïnvloed, zodra de "regels van het spel tijdens het spelen door de meerderheid worden veranderd" (blz 186); wat dan als ze door een minderheid worden ver-anderd en telkens worden veranderd, vanwege Europa, de VN of een WRR-advies ?
Burgerschapsrituelen (blz 187) moeten hier nog 'inburgeren' met het gevaar dat ze hun betekenis (of media-aandacht?) geleidelijk weer verliezen. Dit soort symboliek kent een keerzijde: als het Neder-landse paspoort dan zo belangrijk is, waarom mag dan toch het 'oude' paspoort worden behouden?
Toen de eed voor officieren werd uitgebreid naar lagere rangen, ontstond een 'gelijkschakeling' die weliswaar goed was voor de saamhorigheid, maar slecht voor de symboliek. Er wordt dan ook zelden iemand 'veroordeeld' omdat hij/zij zich niet aan die eed hield. Ambtenaren worden zelfs 'beveiligd' tegen een gebrek aan integriteit of toewijding: de Pikmeer-arresten en de recente oordelen over Brabantse en Tilburgse wachtgelden (geen 'opzet') spreken voor zich.
Nu 50% van de Haagse stadsbevolking van buitenlandse afkomst is, rijst de vraag hoeveel nieuwe cultuurelementen een burger kan 'absorberen' zonder dat het een onbegrijpelijke en vreemde mengelmoes wordt? Daarbij ontstaat steeds meer twijfel, en inzicht, of immigranten werkelijk hun geboorteland hebben verlaten om het hier (gedeeltelijk) terug te vinden. Anders gezegd: waar eindigt hun (vrijwillige) gemotiveerde keuze voor de Nederlandse samenleving en begint het economische opportu-nisme bij meer dan 80% van de nieuwkomers?
Het idee dat zelfs hun " persoonlijke geschiedenissen moeten worden opgetekend" (van die meer dan 200 verschillende categorieën met 162 nationaliteiten?), of een "identiteit definiëren, die de gehele bevolking aanspreekt" (blz 189), zijn slechts voorbeelden van (on)-wetenschappelijk(?) hobbyisme en wereldvreemdheid.
Dat de "sociale dynamiek" hier voordelen biedt voor emancipatie of verheffing van nieuwkomers, zal niemand ontkennen. Anders hadden ze beter 'thuis' kunnen blijven...
De conclusie van dit hoofdstuk laat zich raden: de wensen en voor-keuren van nieuwkomers zijn straks de maat der dingen, omdat er een toename is van het aantal burgers dat zich - behalve met Holland(?) - ook met andere landen, groepen en (woon)plaatsen identificeert. En 'dus' heeft Nederland geen nationale/dominante identiteit (meer) nodig...
Niet het "ontkennen van meervoudigheid" is verwerpelijk (hoogstens dom en een belediging van de lezer), maar het ontkennen van de gevolgen van die meervoudigheid (multi-culturalisme). En met dit WRR-advies zullen die voorlopig zeker niet verdwijnen; de Raad wil de scheidslijnen namelijk in stand houden, de gevolgen bagatelliseren en alleen de symptomen be-strijden. De regering heeft zich al 'gestort' op de seksuele (staats)opvoeding in plaats van het sluiten van de grenzen en het heroveren van de wijken.
Het is voorts duidelijk waarom prinses Maxima haar 'verkeerd be-grepen' toespraak mocht houden: een luchtballonnetje namens de regering, want als de inhoud van de Nederlandse identiteit niet (meer) bestaat of niet benoembaar is, dan hoef je er ook niet over te schrijven of te discussiëren. En daarmee is dit eenzijdige rapport 'vanzelf' toch compleet. Wat de autochtone én de geïnte-greerde Nederlanders moeten denken of vinden, kun je dan illustreren aan de hand van simplificaties, losse flodders, tabellen, aannames, Pim Fortuyn, Lonsdale-jongeren, de 'historische' canon, politiek moralisme en andere onbenulligheden.
Het idee dat onze 'identiteit' onder meer is vastgelegd in de grondwet, onze taal, onze westerse cultuur en onze joods-christelijke tradities, is voor de Raad een brug te ver. Inderdaad is de geschiedschrijving manipuleerbaar, net als de canon, maar dat is ook het heden. Symboliek zonder traditie, een overbodig en peperduur Koningshuis, politieke correctheid (ook in de media) en het verbloemen van de werkelijkheid kunnen een hele rechtsstaat met een grauwsluier bedekken. Een 'rechts-staat' die overigens in zijn voegen kraakt door het nauwelijks verborgen profiteurisme van velen, vooral de elites. Het weg-met-ons moralisme en het gebrek aan 'hardheid' (staatsmanschap) doen de rest.
Identificatie met Nederland
Hoe het met een samenleving afloopt, die zijn VOC-mentaliteit ver-liest, leert de geschiedenis eveneens; van Rome tot Brussel. Het onderwijzen van de "wereldgeschiedenis" (blz 197) is geen haalbare optie; juist dan ontstaan de nadelen die op blz 195 reeds worden aangestipt. Dat wij nu minderen soepel zouden "integreren in een breder Europees en mondiaal verband" ziet de Raad kennelijk als een nadeel. Waarom eigenlijk; vanuit welk perspectief? Het rapport gaat toch over een (niet-bestaande) nationale identiteit "die de hele bevolking aanspreekt" en niet over het uitwissen daarvan...
De beperkte benadering van emotionele binding - alleen dubbele paspoorten/loyaliteiten, symbolen en (nationale) geschiedenis worden enigszins 'uitgewerkt' - wekt de indruk dat de regering niet geïnteresseerd is in andere aspecten zoals 'gemengde' huwelijken, identificatie met een andere cultuur en taal (vgl. francofielen, kunstenaars, ex-pats van internationale bedrijven, diplomaten, taal-/cultuur-/geschiedenis-docenten, uitgezonden militairen), de vriendenkring, 'liefde' voor de geografische kenmerken van een land (Toscane, Portugal, Canada, Frankrijk, Noorwegen) of de natuur, etc.
Uiteraard kan dankbaarheid tegenover het gastland ook een rol spelen (bootvluchtelingen) of natuurlijke beschaving (respect, bescheidenheid Chinezen) of verbondenheid met een 'way of life'.
En tot slot kan emotionele identificatie zijn gebaseerd op de verworvenheden van een gastland (trots om Amerikaan, Duitser of Fransman te zijn), vanwege de moderne denkbeelden en vrijheden ('Verlichting'), het internationale aanzien, het politieke systeem, het rechtssysteem, de welvaart, de betere toekomst voor de kinderen, de scholen en universiteiten, de gezondheids-zorg en de zorg voor ouderen (AOW) of armen, het autobezit, het openbaar vervoer, e.d.
De Raad vergeet daarbij te onderzoeken waarom honderdduizenden hier wel goed geïntegreerd zijn en welke identificatie dat met zich brengt. Ze hebben hun eigen weg gevonden zonder 'pamperen' en gedogen door de overheid, zonder eisen te stellen of anderen te beschuldigen, en zonder een 'canon' of twee paspoorten.
"Door de processen van identificatie centraal te stellen [boven een scherpe afbakening van de Nederlandse identiteit in juridische, sociale en culturele termen?], laten we zien dat de zoektocht naar wie we zijn [of politiek-correct willen zijn?] langs verschillende wegen tot stand komt" (blz 198). Wat bedoelt de Raad met deze priet-praat; de wegen naar Rome beschrijven zonder te weten waar Rome ligt? Zelfs een "blauwdruk" is niet nodig, volgens de Raad.
"Dit biedt de mogelijkheid om onderwerpen ... toch in dit kader te behandelen". Of erbij te slepen?
Juist als het opbouwen van "collectieve ervaringen" van groot belang is, moeten nieuwkomers er zelf voor zorgen dat het geen negatieve ervaringen (kunnen) worden. Dit is hun 'investeringsplicht' die door de meeste geïntegreerden ook werd begrepen.
"Alsof Nederland door processen van globalisering, europeanisering en voortdurende immigratie zijn eigen identiteit zou verliezen en zijn eigen kern zou kwijtraken" (blz 199). Inderdaad, geachte Raad, dat is zeker niet denkbeeldig! U adviseert het zelfs; of ben ik nu een 'beetje' dom? Prinses Maxima, de toekomstige koningin, weet al niet meer of we (nog) een eigen identiteit hebben!
Een welke "wederkerigheid" heeft deze prinses uit een elitaire familie, die ook al niet weet wie 'de' Argentijn is (ze hebben ze toch niet allemaal omgebracht?), dan getoond? Onze taal aan-geleerd, jurken gekocht, het microkrediet 'uitgevonden', een onzinnige toespraak gehouden, en verder?
Welke "verbindingsstrategie" toont eigenlijk de overheid zelf, die tienduizenden illegalen beloond, fundamentalistische imams en ronse-laars toelaat, en weigert 'gezinshereniging' echt in te dammen of misbruik aan te pakken zoals nu reeds in Frankrijk gebeurt (DNA-test). Een minister die de criminele townships in Zuid-Afrika tot 'voorbeeld' wil stellen, zodat we vergeten wat dichterbij reeds on-oplosbaar is zonder harde maatregelen. Geen wonder dat Maxima in de war raakt...
Het is natuurlijk mogelijk dat die PvdA-minister wél weet welke maatregelen de Zuid-Afrikaanse politie gebruikt tegen criminele jongeren die vaak bewapend zijn, tegen de moorden en (groeps)-verkrachtingen, maar de effecten daarvan wil toeschrijven aan een 'praatcultuur'. Dan had ze toch eens beter naar de geheime politie van die bewonderde communistische staten moeten kijken.
In de concrete praktijk zijn "niet zozeer de rechtsnormen in het geding, maar de sociale en morele normen"(blz 200). Ook dit is een vertekend beeld, zo geen leugen; juist de minachting voor onze rechtsnormen heeft vele burgers (hyper)sensitief gemaakt voor de overige gedragingen van bepaalde groepen en met name voor hun gebrek aan zelfregulerend/corrigerend vermogen.
Anders gezegd: als die 'lui' dit allemaal normaal vinden, en ook de politiek wegkijkt, dan wil ik met die 'k....zakken' niets meer te maken hebben. Natuurlijk is iemand (ik) die zo reageert een beetje racist, volgens de Raad, want hij had zijn eigen normen moeten aanpassen aan de nieuwe standaard.
En generaliseren mag evenmin, in ieder geval niet op grond van 'hun' achternamen. Maar hoe zit het met 'hun' gedrag? Want niet 'wij' wijzen hen af. maar 'zij' ons en onze gastvrijheid. Alleen hun solidariteit met de eigen groep telt, en ze beroepen zich daarbij op 'hun' cultuur en 'hun' normen, doch beseffen niet dat 'ze' hier moeten presteren om er bij te horen. (Deze gedachtegang is niet zo vreemd bij de generatie die het na-oorlogse Nederland heeft opgebouwd en offers bracht voor de huidige welvaart).
"Tegelijk wordt van ze geëist dat ze volledig Nederlander worden" (blz 200). Ook deze leugen staat echt in het rapport; wie 'eist' dan een dergelijke assimilatie? Wat een onzin, we zijn al blij als ze integreren: we accepteren dat er Engels of Frans tegen ons wordt gesproken, dat 'ze' hun eigen feestdagen claimen, dat ze vier tot zes weken vakantie opnemen, dat ze eigen moskeeën en scholen hebben, dat ze zelden meedoen in de organisatie van verenigingen/sportclubs, dat ze talloze subsidies krijgen, dat er miljarden werden/worden uitgegeven om hen hier een toekomst te bieden, dat ze achterlijke 'eisen' stellen aan artsen, dat er hoofddoekjes worden gedragen (neen, niet overal), etc. Wat we echter niet accepteren is het eerdergenoemde opportunisme, de criminaliteit, (de suggestie) dat Nederland niet genoeg zou doen voor immigranten, dat ze vooral oog hebben voor de belangen van de eigen groep en religie, de hoge toon in 'politieke' debatten, en dat ze in onze steden getto-wijken hebben veroorzaakt inclusief (gewapende) straatterreur.
De Raad refereert aan "oplossingen" (blz 201) die wel iets te maken hebben met integratie, maar weinig met identificatie: zie het voor-gaande commentaar. Alle genoemde praktische zaken gebeuren reeds met uitzondering van het nuanceren van het begrip 'allochtoon'. Maar 'de' oplossing bestaat (nog) niet, omdat 'de' nieuwkomer niet bestaat. En identificatie heeft ook betrekking op de geïntegreerde allochtoon.
Laten we eerst maar eens proberen om onze wetten af te dwingen, de vrijblijvendheid op te heffen, de grenzen te sluiten en te onderzoeken welke 'oplossingen'(ook in het buitenland) daad-werkelijk effectief zijn. Een wellicht blijken daarna de drie wegen alsnog begaanbaar, tot 'Rome' toe, of alleen totdat een zeker mate van emotionele binding is bereikt. Bepaald niet on-belangrijk, want de disidentificatie en isolatie van autochtone Nederlanders zijn reeds begonnen. Er bestaat in dit kader name-lijk geen andere relevante 'binding' dan de emotionele; de rest is 'inspanning' (investeren), 'inpassing' (integratie) en 'aan-passing' (gedragsregels, bredere subcultuur) bij voorkeur ook buiten de eigen groep (er zijn tenminste 5 etnische groepen Surinamers): in bedrijf, vereniging, vrijwilligerswerk, school, krijgsmacht, buurt.
Daarbij zullen sommige bestaande subculturen moeten verdwijnen - zoals straatbende, terreurcel, krakersbeweging, activisten-collectief, asocialen e.d. - en andere zich moeten openstellen voor kritiek: NGO's (niet-goevernementele organisaties), semi-overheid, elites, belangengroepen (vakbonden, vrijmetselaars, beroepsgroepen), ambtenarij en de politiek. Die subculturen hebben namelijk één ding gemeen met de 'Europese' elites: ze hebben geen boodschap aan een nationale identificatie/binding die hun belangenbehartiging schaadt.
Blz 202, par. 8.4.1. laat zien hoe 'wetenschappelijk' het rapport is. Een rozenkrans of litanie van jargon waarmee je ongestraft cirkelredeneringen kunt opzetten: uitgangspunten worden argumenten, en argumenten conclusies, in een eindeloze herhaling.
Als Maxima deze passages ook had voorgelezen, met instemming van de regering, dan zouden de glazige blikken van de toe-hoorders een onvergetelijk moment hebben opgeleverd.
"Het onbelangrijk maken van etnische achtergronden": voor wie onbelangrijk , voor de nieuwkomers of voor de 'schuldigen' aan de integratieproblematiek? Want een ding maakt het rapport wel heel duidelijk: 'wij'(de burgers, de overheid, de werkgevers, de leraren?) zijn verantwoordelijk. 'Zij' kunnen er niets aan doen dat ze zijn (en blijven?) zoals ze zijn.
Grote nonsens, zoals de geïntegreerde Nederlanders al jaren hebben laten zien: Nederland schept voldoende randvoorwaarden, vaak meer dan voor de rest van de samenleving. Maar met ongeveer 400.000 werkzoekenden, en nog eens honderdduizenden gedeeltelijk arbeidsgeschikten en Wajongers, is de spoeling dun voor functionele identificatie via (ongeschoold) werk. Als het 'soft skills' verhaal werkelijk zo nieuw is (wat zijn die werkgevers toch dom geweest!), dan blijft de vraag waarom het bij de politie niet goed heeft gewerkt. Op grond van (alleen) soft skills wordt je geen hoofdagent, laat staan commissaris, en de positieve discriminatie van vrouwen (eveneens met soft skills) heeft al heel wat 'beleidsruimte' weggevreten. Kortom, het belerende vingertje van de Raad begint irritant te worden.
"Hard optreden tegen discriminatie" (blz 203) akkoord, maar dan niet alle onderscheid meteen als discriminatie bestempelen.
Een horeca-ondernemer is verantwoordelijk voor de veiligheid in zijn zaak; hij moet (gemeente) 's avonds'/'s nachts vaak een opgeleide portier hebben.
Die worden regelmatig bedreigd door (gewapende) jongeren; na twee vecht- of schietpartijen, drie drugsincidenten, vier aanrandingen, vijf vernielingen, zes inbraken en zeven nutte-loze aangiftes neemt zo'n portier het zekere voor het onzekere. Een pasjessysteem kan hierbij uitkomst bieden, totdat er een vechtpartij ontstaat bij het innemen van zo'n pasje wegens overlast. Want de opmerking in het rapport dat allochtonen soms niet beseffen dat hun bedreigingen als serieus worden ervaren, is grote flauwekul en een belediging voor het gezond verstand (en voor de betrokken portiers en politie-agenten). De lijst van steek- en schietincidenten, vernielingen 'achteraf' en aan-vallen op leraren/politie(paarden)/winkels/ meisjes/omstanders rond discotheken, scholen en voetbal-wedstrijden is inmiddels lang genoeg.
'Gelukkig' zijn daar niet altijd allochtonen bij betrokken, maar een confrontatie tussen hen en (dronken) tuig levert de portiers, ambulances en politie handenvol 'werk' op.
"Samen leren" ja, maar dan ook (samen?) huiswerk maken of bijles krijgen. Naar Nederlandse tv-programma's kijken, boeken van de bibliotheek lenen en naar musea gaan. Als "experimenten" inhouden dat niet meer wordt opgeleid voor een diploma door leraren die zelf nauwelijks kunnen rekenen en schrijven, maar voor een baan, dan is het niet onbelangrijk dat er ook vacatures zijn waarvoor géén diploma is vereist. Erg realistisch is dit scenario voorlopig niet.
"Meerstemmigheid in de media" is goed voor geïntegreerde vol-wassenen, maar studerende kinderen zullen eerst de westerse of Nederlandse ' basics' moeten kennen en beheersen. Het misbruik van de NMO door radicalen, is de Raad blijkbaar ontgaan.
Hoe en waarom zou een minderheid aan een "dominante discours" een andere wending moeten (kunnen) geven? Wat voor soort democratie staat de Raad voor ogen? In welke landen is het denkbaar dat nieuwkomers de toon zetten als minderheid?
Er zijn zoals eerder opgemerkt, in Nederland meer dan 200 verschillende minderheden te onderscheiden. Kunnen die het 'eens' worden, dan zullen ze een eigen politieke partij moeten oprichten, indien aansluiten bij de PvdA niet helpt. Zo werkt democratie; en als de Raad dat niet bevalt, dan niet te veel naar 'Europa' kijken (lees: Europese mandarijnen van Derk-Jan Eppink).
Dat het kan gaan om "serieuze vraagstukken [ conflicten ] die raken aan de beginselen van de rechtsstaat" (blz 206), bestrijdt niemand, doch maakt de suggesties van de Raad nog merkwaardiger!
Welk "verzet binnen rechtsstatelijke kaders" wordt hierbij beoogd (blz 206) zonder dat de rechter er aan te pas komt: blokkades van politie/ambulances/brandweer (geleerd van de vakbonden), kraken, demonstraties, wilde stakingen, schoolboycot, weigering het les-programma uit te voeren, massaal ziekmelden of werkonderbreking, zwartwerken, paspoort verkopen, kerkasiel? Het gebeurt allemaal al, ook zonder 'toestemming' van de Raad.
Waarom hier (weer) het voorbeeld van twee paspoorten wordt genoemd om het begrip 'loyaliteit' te illustreren, ontgaat mij: welk onder-zoek is er dan gedaan naar de motieven om naar Nederland te komen, want het betreft niet alleen Maxima en een paar politici, maar meer dan een miljoen landgenoten. Dit is toch hun keuze: Nederland. Of blijven ze hier alleen zolang het 'bevalt'(Albayrak)?
En over welke loyaliteit hebben we het dan feitelijk: die van de twee walletjes?
Niks "globaliserende wereld met open grenzen", want juist dan zou er immers geen reden zijn om (ook) de Nederlandse nationaliteit aan te nemen of hier naartoe te komen, als het 'paradijs' overal is. Of bedoelt de Raad dat vooral onze grens open moet?
Welke "onbewezen aannames" (blz 207) die van de straat of van de Raad? Het rapport ademt de ideologie van de mislukte multiculturele samenleving; alleen geldt nu dat ook onze identificatie niet 'deugt' (als die al bestaat), niet behoeft te worden beschreven (en nauwe-lijks omschreven), en vooral meerdere verhaaltjes/interpretaties/ inbreng van minderheden en "oriëntatie op de toekomst" moet gaan omvatten. Voor nog meer nieuwkomers, ook uit Oost-Europa?
En tegelijk moet de overheid terughoudend zijn, neutraal en een "beschermer van pluriformiteit" (blz 208). Dus geen beschermer van de (grond)wet, de burger, de welvaart, de rechtsstaat, de identiteit en de democratische verhoudingen? Kortom, we zijn terug bij pappen-en-nathouden, passend bij een kabinet van luchtfietsers.
Doch neen, dat bedoelt de Raad ook niet, want even verder op dezelfde bladzijde: "de landelijke overheid heeft een essentiële rol te vervullen ... als identificeerder". Kunt u het nog volgen?
Dat ook wetenschappers een (politieke) "rol hebben te ver-vullen" mag duidelijk zijn, maar of dat deze kwaliteit moet hebben...
Het 'Rome' van de Raad blijkt geen specifiek Nederlandse identificatie meer te verdragen, maar wordt straks een on-definieerbare 'multiculturaliteit' en een oorzaak van verdere disidentificatie bij autochtonen. De Raad is alvast maar begonnen met het uitwissen van onze eigenheid; zou dit het advies zijn waar de huidige regering naar uitkeek? Kennelijk wel, gezien het geblunder en gezwets in de afgelopen periode. Het rapport vormt een staaltje van ouderwets degelijke chinees-communistische hersenspoeling, alleen minder subtiel.
Zou het heel erg zijn als ik het een waardeloos advies vind en me eigenlijk wel kan indenken dat prinses Maxima het (ook) niet heeft begrepen? Het is een politiek rapport met willekeurige uitgangs-punten die worden 'omgewerkt' tot conclusies, met (te) veel aannames en een bijeengesprokkelde 'wetenschappelijke' onderbouwing. Het biedt geen enkele uitdaging voor nieuwkomers om (beter) hun best te doen, noch voor de regering om harder en consequenter de puinhopen van 'paars' op te ruimen. Wat dit alles heeft gekost, laat zich slechts raden sinds de verspillingen tijdens de '100 dagen het land in'.
Het instandhouden van het softe allochtonen- en immigrantenbeleid zal ons duur te staan komen, niet alleen in termen van miljarden. Want de Raad heeft compleet 'vergeten' dat disidentificatie ook bij 'gewone' Nederlanders kan optreden, zoals het al heel lang zichtbaar is bij de 'elites'. Kortom, het is een advies van de gemiste kansen, dat ver staat van de werkelijkheid en zich richt op schijnproblemen in plaats van op de uiteenvallende samenleving.